‘Jij gaat verliezen! Jij gaat verliezen!’ scanderen de jongste kinderen van het plein als de tieners zich met het spel gaan bemoeien. Het is er het weer voor: het spel met plastic flessen vol water die met een bal moeten worden omgegooid. Zoals bij ieder spel duurt het gesteggel over het vaststellen van de regels langer dan het spelen zelf. De tieners trekken zich niks aan van het gezang van de kleintjes en doen hun best de flessen van de andere deelnemers om te tikken. Zo’n dag is het, zo’n meivakantie. Toetsweken en profielkeuzes lijken niet te bestaan. Het enige dat telt is het water in je fles zo lang mogelijk te houden. Al snel is er één die huilt, want natuurlijk gaat het niet eerlijk en worden de regels ondanks het ellenlange gesoebat erover niet nageleefd.
Het gesprek van de dag gaat over op kat K die een baby-meerkoet heeft verschalkt. Er is afschuw en medeleven met de ouders van het jonge grut. Maar de sensatiezucht neemt de overhand als Kleine Mien plechtig verklaart dat het hart nog in onze tuin ligt. Dat moeten de kleintjes met eigen ogen zien. In colonne marcheren ze door ons huis, kinderen met een missie.
De lege flessen liggen werkloos op het plein. Het spel is voorbij. Ik maak de mentale notitie dat ik mijn statiegeldflessen weer eens moet inleveren.