‘Wow!’ zegt een meisje als ze een winkel uitkomt en op mij stuit, in een roze wolk van boa’s en met satijnen handschoenen tot aan mijn ellebogen. ‘I love the Toppers,’ leest ze het bordje dat ik in mijn hand heb hardop. ‘Grootste fan!’ zeg ik lachend terwijl ik me omdraai zodat ze het kartonnetje op mijn rug dat die stelling bevestigt kan lezen. Ze loopt weg met een grote glimlach. Ze is de enige die reageert op mijn outfit. We houden een vossenjacht voor kinderen van zeven tot twaalf jaar. Het thema is muziek en omdat ik geen muziekintrument bespeel en ook de post van dirigent al is geclaimd, besluit ik te gaan als een Toppers-fan. Dit jaar was het kledingvoorschrift roze en dat blijkt goed uit te komen. In mijn kast heb ik meer roze dan je zou verwachten van iemand die de basisschool is ontgroeid. Stuk voor stuk respectabele kledingstukken maar bij elkaar een verkleedpartij waardig. Ik maak het af met boa’s, een roze cowboyhoed en een bril die Dame Edna nog te gortig zou zijn.
Bekijks heb ik volop maar niemand spreekt me aan als ik volledig uitgedost door het winkelcentrum loop. Misschien zijn ze bang dat ik de dorpsgek ben die in haar eentje een vrijgezellendag loopt te vieren. Vooral niet mee bemoeien.
Ik heb eerder verkleed rondgelopen: in een toga, een indianenpak of als piraat. In de stad waar ik studeerde heb ik zelfs met mijn lief in een drukke winkelstraat met een bak lego torens zitten bouwen. Meer dan een enkele opmerking heb ik niet gekregen.
Pas als we klaar zijn word ik nog een keer aangesproken, hoewel deze keer waarschijnlijk meer vanuit oogpunt van sociale controle dan uit belangstelling. ‘Feessie?’ vraagt de buurman van degene bij wie we ons hebben omgekleed.
Ik glimlach. ‘Vossenjacht.’
‘Aah. Ik zag al een paar anderen hier naar binnengaan.’ Hij kijkt gerustgesteld. Geen feestje bij de buren en geen dorpsgekken die er op bezoek komen. Hij kan vannacht gewoon lekker slapen.