Het is weer even wennen met dat andere geld. Rekenen ook, vooral. Het duurt langer voor we door hebben of het terras waar we willen neerstrijken duur is of juist niet. En het blijft raar om 28 eenheden voor een brood neer te tellen.
Mijn lief wilde van tevoren Deens geld halen, maar dat schoot er bij in en blijkt achteraf ook totaal onnodig te zijn geweest. Zelfs het onooglijkste museumpje heeft een pinapparaat waarin onze Nederlandse kaart meer dan welkom is. En in uiterste nood mogen we ook in euros betalen.
Pas als we flessen inleveren krijgen we, na een week op Scandinavische grond, ons eerste Deense geld in handen.
‘Vet!’ vinden de mientjes. ‘Mag ik het hebben?’
‘Kun je hier echt iets mee kopen?’ wil kleine mien weten.
Ik vertel over de pre-euro tijd en hoe we op fietsvakantie gingen van België naar Frankrijk. Was je net gewend aan het omrekenen naar Belgische franken, was de koers in Frankrijk weer totaal anders.
‘En toen had je ook nog geen mobiel dus je moest een kaart kopen voor een telefooncel. Maar de Belgische kaart werkte dan weer niet in Frankrijk en andersom.’
De mientjes zijn onder de indruk maar kunnen zich er niets bij voorstellen. Reizen zonder mobiel en met drie soorten geld in onze portemonnee? Hoe dan?
En dan heb ik ze nog niet eens verteld over die keer in Frankrijk dat op de dag van onze aankomst alle geldautomaten in het dorp leeg waren omdat die zaterdag het plaatselijke tonijnfeest werd gevierd. Op zondag lag alles stil en pas maandagmiddag gingen de banken weer open. Ze zouden me maar glazig aankijken. Zondagsrust? Banken?
Lang vervlogen tijden. Maar nog wel binnen één mensenleven. Mijn mensenleven.