In de ochtend krijgen mijn lief en ik een bericht van de school. Alle leerlingen waren het eerste uur vrij en in het tweede uur zullen ze te horen krijgen waarom. Er is slecht nieuws over een leraar. Heel slecht nieuws. Ik heb de docent niet gekend en toch voel ik een hol gevoel in mijn maag. Ik weet hoe de sfeer moet zijn op school, hoe raar het is om het nieuws te horen te krijgen, de verslagenheid bij de docenten te zien die hun collega en misschien vriend kwijtraken.
Ik voel me rot voor de geliefden, familie en vrienden, en voor mijn tiener die al zo vroeg met de vergankelijkheid van het leven wordt geconfronteerd. De woorden ‘nog geen veertig’ en ‘hartstilstand’ blijven de hele dag door mijn hoofd spoken.
Een aantal jaren geleden heb ik een soortgelijke bijeenkomst gehad op het werk over een collega die niet meer beter zou worden. Over de hele dag lag een grauwsluier en niemand kwam meer tot werken. Het was alsof alles waarvoor we ons normaal met hart en ziel inzetten ineens totaal onbelangrijk leek. Als de telefoon ging voelde dat als een hinderlijke onderbreking van een somber niets-doen. We waren collectief lamgeslagen.
Hoe raar moet het zijn voor die leerlingen die na de verpletterende mededeling toch weer hun boeken tevoorschijn moeten halen om zich te verdiepen in wat ze in normale omstandigheden al nauwelijks interessant vinden. Hoe vreemd het idee dat de wereld gewoon doorgaat, terwijl zij net te horen hebben gekregen dat het leven voor iemand die zij goed hebben gekend zomaar stopt.
Op een dag al vandaag zou alles voor heel even moeten stilstaan. Uit respect, uit verdriet.
Mijn telefoon rinkelt. Het is iemand die belt voor de auto die ik via Marktplaats probeer te verkopen. Het gewone leven dringt zich weer op. Niks stilstand.
Alles lijkt doodgewoon, alsof er niets anders is dan anders.
En toch blijft het een rare dag met een akelig rafelrandje.