Een hele tijd geleden bevond ik mijzelf bij een cursus Lean. Ik was me er al snel pijnlijk van bewust dat ik daar niet echt thuishoorde, weinig Lean als ik was. Er waren dingen waar ik goed in was (out of the box denken, bijvoorbeeld als er een lijn door stippels moest worden getrokken) en waar ik niets van bakte (plastic winkelwagentjes in elkaar zetten van vier onderdelen die telkens net gespiegeld, gedraaid of van een andere kleur waren dan in de werkbeschrijving stond). Maar het meest viel ik door de mand bij het onderdeel clean desk.
De docent declameerde dat een cluttered desk zorgde voor een cluttered mind. Ik wilde hem met een citaat van Einstein (toch niet de minste) om de oren slaan, waarin hij zich afvraagt waar, als bovenstaande waar is, een empty desk dan voor staat. Maar ik had het hart niet. De docent hoefde immers alleen maar even in mijn richting te kijken om te zien hoe erg het met mij gesteld was en te beseffen dat ik nooit of te nimmer in de Lean gedachte zou passen.
Waar de andere cursisten naar de docent zaten te luisteren aan een tafeltje waar niets anders op stond dan een gevouwen papiertje met hun naam erop (dat zelfs overbodig zou zijn als de docent eenmaal hun naam kende), was mijn tafeltje volgestouwd met datzelfde papiertje slash naambordje, een pennendoosje met vulpennen en enkele losse vullingen (voor het geval dat), een theemok, een stuk of wat theezakjes (men moet wat te kiezen hebben), een agenda, een schrijfblokje en een pakje papieren zakdoekjes. Niks empty desk en clean was het ook allemaal niet, want natuurlijk had ik geknoeid met de thee, en was er uit een van de vulpennen onverwacht een klodder inkt gekomen, had ik een gebruikt zakdoekje teruggepropt in het pakje en het bovenste vel van het schrijfblok verfrommeld.
Zelf had ik niet eens het gevoel dat ik uitzonderlijk veel spullen op tafel had, niets wat ik niet per se nodig had in ieder geval.
Ik had dan ook beter moeten weten deze week, toen ik mezelf de bus in had gewurmd met niet één, niet twee maar drie tassen, op weg naar mijn werk. Ik had geen tijd gehad om te ontbijten en wist dat ik eenmaal op kantoor er ook niet aan toe zou komen, dus ik dacht de busreis te kunnen gebruiken om mijn yoghurtje op te eten. Per slot van rekening had ik het anderen vaak genoeg zien doen, hun tupperware bakje stevig in de hand geklemd en met een als vork vermomde lepel de yoghurt met toebehoren rustig hap voor hap naar binnen lepelend.
Daar begon het al. Mijn kekke yoghurtbakje bestond uit meer onderdelen dan die o zo handige tupperware. Een deksel dat zich alleen met het nodige geweld van de onderkant liet verwijderen, een los bakje voor de muesli, dat zich min of meer vacuüm had gezogen aan de yoghurt. Nadat het me eindelijk was gelukt om het ding met een weinig appetijtelijk zuigend geluid los te scheuren en de muesli in de yoghurt te kieperen, kon ik het niet naast me neerleggen, omdat de onderkant helemaal onder de yoghurt zat. Onhandig zette ik de lepel die uit twee handige delen bestond in elkaar, met nog steeds dat viezige bakje in mijn andere hand. Eten ging alleen als ik of de yoghurt of het met yoghurt besmeurde mueslibakje tussen mijn benen klemde (waar zich overigens ook al een van de tassen bevond om niet het gehele bankje in de bus in beslag te nemen met mijn spullen).
Natuurlijk ging dat verkeerd. In een van de scherpere bochten die de bus maakte vloog het lege mueslibakje door het gangpad, een spoor van yoghurt trekkend over de vloer.
Ik keek schaapachtig naar de man aan de andere kant van het gangpad die nog net niet afkeurend met zijn hoofd schudde. Smaken deed mijn ontbijt me allang niet meer.
De yoghurtvlekken kon ik overigens wel meteen vakkundig wegpoetsen want uiteraard had ik in een van die tassen een megapak papieren zakdoekjes. Je weet immers maar nooit…