De blauwe envelop ligt op tafel, onder het met vrolijke stippen versierde envelopje voor een jarige job. Ze kunnen beide vandaag op de bus, de een met een warme boodschap, de ander een monument van triestigheid.
Het liefst had ik de post van de belastingdienst willen negeren. Dat deed ik ook, eerst. Maar er kwam nog een brief en daarna nog één. Ze laten het er daar niet bij zitten, bij de belastingdienst. Mijn moeder heeft nog een bedrag tegoed, geld dat ze teveel heeft betaald. Het is zo weinig dat het nauwelijks de brieven die erover zijn gestuurd kan dekken. Ik wil het geld niet. Ik wil de post niet. Ik wil niet meer herinnerd worden aan het feit dat ik wees ben, dat ik dingen moet regelen, dat ik de verstandige ben, degene met het oog voor cijfers, degene die weet welke wegen ze moet bewandelen. Maar daar hebben ze bij de belastingdienst geen boodschap aan.
Nu ik met de nodige moeite mijn moeders bankrekening heb weten op te heffen is er geen rekening waar het geld naar toe kan, en dus blijven ze me achter de broek zitten. Ik mag een ander rekeningnummer opgeven, maar alleen als alle erven het ermee eens zijn. Of als ik iets officieels van een notaris kan overleggen. Natuurlijk kan ik dat niet. En met de helft van de ervan heb ik geen contact meer en de andere helft woont in het buitenland.
Hou die paar rotcenten, wil ik zeggen, maak er iemand anders blij mee. Betaal er de frankeerkosten mee die je er tot nu toe voor hebt gemaakt. Maar ook dat kan ik niet in mijn eentje besluiten. Ook daarvoor heb ik de handtekeningen van de andere erven dan wel een officieel stuk van diezelfde notaris nodig.
En dus begon ik aan mijn rondje langs de erven. Wil je dit formulier tekenen? Ik maak jouw deel dan later aan je over. Een mail naar een ver buitenland, en een naar de plaats waar ik de eerste negentien jaar van mijn leven doorbracht. Beide lichtjaren bij mij vandaan.
Ik krijg ingescande formulieren terug, en schrijf een briefje voor de ambtenaar die straks de blauwe envelop opent en het zooitje ongeregeld op zijn of haar bureau krijgt. Excuses voor de manier waarop ik het aanlever, maar afstand, en tijd, en gedoe, en hopelijk begrijpt u het.
Als ik de papieren in de retourenvelop stop begint er een traan op te wellen. Dit was het dan. Weer. Tot de volgende administratieve rompslomp. Of niet. Dan was dit het echt. Mijn laatste officiële taak als een van de erven. Went het ooit om wees te zijn?
De brief gaat niet goed in de envelop, althans niet zo dat het adres precies voor het envelopvenstertje past. Natuurlijk niet, waarom zou het ook gemakkelijk gaan? Er is niets gemakkelijks aan het afhechten van de eindjes van het leven van je ouders.
Al prutsend, met steeds wateriger oogjes, kijk ik op naar mijn pubers die druk bezig zijn met de voorbereidingen voor een verjaardag. Daar is mijn glimlach, dwars door mijn tranen heen. Het leven gaat door, en ik, als onderdeel van een andere familie. Mijn eigen familie.
Nog even een plakbandje plakken om de envelop goed dicht te krijgen, en de belastingdienst is ook weer van mijn nek. Ik kijk naar de traan op het blauw, die langzaam opdroogt.
De ambtenaar zal er nooit van weten.
Heel mooi geschreven Ingrid,
Gecondoleerd met jullie verlies. Jouw gevoel van verlies is zo herkenbaar, herkenbaar voor veel mensen. Het afscheid is zo definitief en toch eigenlijk ook weer niet. Weet dat de goede herinnering blijven, de mindere verdwijnen. Weet ook dat liefde voor ouders voor altijd is. En dat geldt ook voor de kinderen van de kinderbescherming. Wat er ook allemaal gebeurd is. Ouders vergeet je nooit! En de belastingdienst ………. ??? Praat met je familie over de fijne herinneringen. Sterkte in de komende tijd.
Zo mooi
Je schrijft erg leuk en herkenbaar.
Sterkte.