Onschuld

Een eeuwigheid geleden, toen ik nog op Facebook zat, deed ik eens mee aan een challenge waarbij je oude foto’s moest posten en er iets bij moest vertellen. Ik moest er deze week aan denken bij het horen van de vraag waar iemand was op 11 september. Elf september. Een jaartal is overbodig. Iedereen weet meteen waar je het over hebt. En zoals onze ouders vroeger met de moord op JFK weet waarschijnlijk iedereen van mijn generatie waar hij of zij was of wat hij of zij aan het doen was toen ze hoorden van de terroristische aanslagen op 11 september 2001.
Twintig jaar geleden alweer en nog steeds kan ik de knoop in mijn maag voelen bij de beelden, de tranen die over mijn wangen stroomden, het verbijsterende besef dat de wereld nooit meer normaal zou zijn.
Natuurlijk ben ik een kind van mijn tijd. Ik heb de koude oorlog meegemaakt, in de tijd geleefd van de treinkapingen in Drenthe, de bloedige aanslagen in Noord-Ierland en Baskenland. Ik heb bij de Muur gestaan voor hij werd afgebroken en was met school in toen nog West-Berlijn in een week dat er iemand werd neergeschoten die de Spree over probeerde te zwemmen. Ik heb de Bijlmerramp op tv gezien, de moord op Pim Fortuin, de beelden van een bus in Israel die door een zelfmoordterrorist werd opgeblazen.
Maar dit. Dit was zo groot, zo heftig, zo allesovertreffend.

We waren op vakantie, mijn lief en ik. We hadden nog geen kinderen en konden dus buiten het seizoen. Die betreffende dinsdag reden we terug naar ons appartementencomplex van een ritje naar Lissabon. De radio zond alleen maar nieuws uit. We hoorden de stem van president Bush, maar daarover heen klonk de opgewonden stem van de Portugese verslaggever, zodat we er geen wijs uit konden worden. Iets met een vliegtuig dat was neergestort. Niet fijn om te horen voor iemand met vliegangst, maar ongelukken gebeuren, dachten we nog.

In het appartementencomplex liep een Nederlandse vrouw als een kip zonder kop rond te rennen, en te roepen dat we niet meer naar huis konden en hier vastzaten. Overdreven, leek het ons, maar er begon wel iets te dagen dat er meer aan de hand was dan alleen een ernstig vliegtuigongeluk.
We zetten de tv aan op CNN. En toen de tranen, de schrik, de ontzetting. Hoe zinloos onze vakantie aanvoelde, onze ergernis naar de andere Nederlanders in het complex die ’s morgens vroeg opstonden om hun handdoekje op de strandstoelen bij het zwembad te leggen en zo hun plekje veilig stelden. De banaliteit van de vakantiekaartjes die we hadden gestuurd om naar vrienden en familie te sturen.
We bleven kijken, ook al was er weinig nieuws, ook al zagen we steeds dezelfde beelden, tot in den treure herhaald en iedere keer even indringend. Mokerslag op mokerslag.

Toen we een paar dagen later terugvlogen werd het vliegveld bevolkt door militairen met grote zichtbare wapens. We schrokken ervan, maar misschien wisten we in ons achterhoofd ook wel dat we er aan zouden wennen. Aan veiligheidsmaatregelen, controles, angst.
De onbevangenheid was weg. We waren met zijn allen in één klap voorzichtiger geworden, banger, argwanender.
De foto die ik op Facebook postte koester ik. Het is de laatste foto van mij vóór 11 september 2001. De laatste in totale onschuld.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *