Seinfeld

Eindelijk stond het dan op Netflix. Ik had er al zó lang over gesproken, zó vaak hoog over opgegeven, zo naar uitgekeken dat de puber niet anders kon dan er met mij naar te kijken. Seinfeld.
De comedy die meer dan welke ook is verbonden met mijn jongere jaren. Meer nog dan de series die ik keek toen ik nog bij mijn ouders woonde, zoals de sitcom waarin een jonge Michael J. Fox schitterde en die door mijn oma fonetisch werd uitgesproken als “De familie Ties”.
Seinfeld. Mijn lief en ik waren er dol op, en veel opmerkingen en grappen grepen terug op afleveringen van de serie. De soepnazi, de muffintops, het overgeefrecord, de krimpfactor.

Seinfeld. Oeroud natuurlijk, inmiddels, maar ik was zo overtuigd van de tijdloze kwaliteit dat ik er alle vertrouwen in had dat de puber het net zo leuk zou vinden als ik.
Bij de eerste aflevering zat ik gespannen voor de tv, alsof er heel wat van afhing. Wat me vooral opviel was hoe slecht de beeldkwaliteit was, en eerlijk gezegd ook het ietwat houterige acteerwerk. Maar al snel zaten we er helemaal in, en gniffelde de puber op dezelfde momenten als ik.
Zelfs de kleine puber moest, na aanvankelijke tegenstand, toegeven dat het wel iets had.

Er kwam wel de nodige uitleg aan te pas. De aflevering waarbij de hoofdrolspelers elkaar steeds mislopen bij de bioscoop zou tegenwoordig niet meer kunnen. ‘Zo ging dat vroeger. Als je vrienden al onderweg waren naar een afspraak en er plotseling iets tussen kwam kon je niet gewoon even bellen.’ Maar ook het gedoe met een antwoordapparaat, en dat je van een afstand je berichten kon afluisteren. Gratis parkeren op straat. Wat is er veel veranderd. En wat voel ik me een dinosaurus omdat ik nog precies weet hoe het was toen, hoe het voelde.
En dan de kleding. De broeken hoog, de bloezen wijd, de sokken wit.  De puber vindt het allemaal geweldig. Hij begint nog net niet te kraaien als Elaine het jasje draagt dat hij laatst bijna op internet had gekocht en dat ik had bestempeld als hopeloos ouderwets.

Zo sluipt Seinfeld ons leven weer in.
‘Jij bent ook echt de Kramer in huis,’ zeg ik tegen de kleine puber als ze weer eens iets onhandigs doet en blijmoedig met het gevolg ervan omgaat.
‘Of nee…,’ peins ik verder. ‘Misschien wel de George…’
Het protest is hevig. ‘Nee jij bent zelf George! Of nee.. nee jij bent Elaine!’ Ze gebruikt een triomfantelijke toon, alsof Elaine zijn nog afschrikwekkender is dan George genoemd te worden.
Zelf beweren de pubers zonder twijfel de Jerry te zijn. Maar dat kan natuurlijk niet. iedereen weet dat ik de leukste thuis ben .

‘Laten we het uittesten,;  zegt de puber en hij  tovert een testje op internet tevoorschijn, waarvan Seinfeld en co waarschijnlijk steil achterover zouden slaan. Wat mijn favoriete cocktail is, en mijn favoriete kleur. Natuurlijk is het doorgestoken kaart: de uitslag is twee keer Jerry ( zij, en dat terwijl ze niet eens cocktails drinken!)  en een keer Elaine (ik).
Bij iedere opmerking van mij die op iets anders zou kunnen duiden wordt het resultaat er weer bij gehaald: het is wetenschappelijk bewezen.
Een paar afleveringen later wijs ik zonder iets te zeggen naar het flanellen overhemd dat George Constanza draagt. De puber en ik kijken grijnzend naar de kleine puber in precies dezelfde bloes, de bloes die we eerder die dag samen hebben gekocht.
Het staat vast, vinden wij, de kleine puber is de George van ons gezin. Tegen dit bewijs kan geen flauwekultestje op, zeker niet een die nog niet eens bestond in de Seinfeld-tijd of waarvoor het nodig is een favoriete cocktail te hebben.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *