Het was een drukke week, zo’n drukke week dat ik nauwelijks aan andere dingen kon denken dan aan puur praktische. Geen tijd voor rouw, of diepe gedachten.
Er moest gewerkt worden, ook op kantoor, en ik was bijna vergeten hoe dat ook alweer moest. Mijn collega grapte de volgende dag, toen ik een appje stuurde met de vraag of ik misschien mijn oplader had laten liggen, dat het weer als vanouds was. Het achterhalen van vergeten opladers en snoeren, het regelen van een nieuwe toegangspas omdat de oude ineens geblokkeerd was.
Er was sowieso veel te regelen. Er waren schoolgesprekken, inhaaltentamens, volleybaltrainingen en vrijwilligerswerk op gelegen en minder gelegen tijdstippen. De ortho moest met een bezoek vereerd worden en of ik dacht dat ik die ene afspraak nog kon wijzigen. En had ik er trouwens aan gedacht dat de puber een paar dagen vloeibaar voedsel moest eten, nu de slotjes weer strakker waren gezet?
Er kwam post, leuke post om me te feliciteren met het nieuwe boek, ook al voelde het helemaal niet of ik iets bijzonders had gedaan. En er werd met smart gewacht op een pakje.
Al weken was het een terugkerend gespreksonderwerp: welk pak de puber moest kopen voor het uitgestelde kerstgala. Uitgesteld naar een dag in april waarop het heel toepasselijk zo koud was dat het bijna sneeuwde.
Ik had de opties voorbij zien komen, en telkens als ik dacht dat de keus bepaald was bleken er weer meer exemplaren te zijn om uit te kiezen.
En het bleef niet bij het pak. Wel of geen gilet, welke kleur vlinderstrik, mat of glanzend of toch maar dat malle ding waarin een ledlichtje verstopt was? En of ik ook nog even een kappersafspraak kon regelen want dat haar, dat kon echt niet.
Zo werd het sneller dan verwacht vrijdag, want juist de drukke dagen, waarop je geen tijd hebt om vooruit te kijken, of terug, en waarop aan het eind van de dag de vermoeidheid genadeloos toeslaat, vliegen voorbij, dat gaat altijd zo.
De puber wilde per se zelf het strijkijzer ter hand nemen en daar stond hij dan eindelijk piekfijn tot in de puntjes gekleed voor me.
Ik glimlachte, knikte, maakte een foto. En nog meer toen een vriendin langskwam met een outfit die stomtoevallig perfect bij die van de puber kleurde.
Pas toen hij weg was durfde ik voor mezelf toe te geven hoe erg ik was geschrokken van zijn verschijning. Hoe overduidelijk mijn lief voor me had gestaan, op zijn paasbest en met zin in een feestje.
‘Ik zie een jonge J,’ appte vriendin G toen ik haar een foto had gestuurd. Alsof ze mijn gedachten raadde.
In mijn hoofd streden het warme gevoel dat ik mensen ken die mijn lief nog als die jonge jongen hebben gekend en het verdriet over het gemis om voorrang. En trots. Ook dat. Misschien vooral het verdriet om het niet kunnen delen van de trots. Om al die keren die er nog zullen komen waarop ik mijn van trots uit elkaar barstende hart zelf bij elkaar moet zien te houden. De keren dat de trots me bijna verzwelgt omdat je van trots vooral blij wordt als je erover kunt praten. Of zelfs alleen maar erover kunt glimlachen naar elkaar, een blik van verstandhouding waar alles uit spreekt wat niet gezegd wordt.
Al die toekomstige keren zal ik het met lieve appjes moeten doen, van lieve mensen die mijn lief hebben gekend en weten hoe zijn hart ook uit elkaar zou hebben gebarst van trots en liefde.
Dat stemt verdrietig, hoe hoopvol het ook is dat die mensen er zijn. En die lieve appjes ook.