Bij de bushalte kom ik een bekende tegen. We raken aan de praat en ze vertelt dat ze een nieuwe baan heeft. We zijn het met elkaar eens dat het wennen aan een nieuw jargon misschien wel één van de lastigste dingen is aan van werkkring veranderen.
Ik hoef mijn eerste werkdag maar voor de geest te halen om weer te voelen hoe ingewikkeld het is om met mensen te spreken die een heel eigen taal lijken te gebruiken. In mijn sector houden ze van afkortingen en hoewel ze mij nu ook als vanzelfsprekend van de tong rollen keek ik in het begin mijn nieuwe collega’s vaak met een totaal wezenloze blik aan als ze iets tegen me zeiden of, nog erger, mij een vraag stelden.
Het is bijna als het praten met tieners, ook al heb ik me dat inmiddels ook al aardig eigen gemaakt. De meeste afkortingen die ze hanteren ken ik wel, andere weet ik stiekem, als ze even niet kijken, te googlen.
‘Wat is AGV?’ vraag ik als ik het recept dat we vandaag uit de maaltijdbox gaan maken onder ogen krijg. ‘Ik google het wel even,’ zegt een aangewaaide buurjongen. Ik grijns in de wetenschap dat ik niet de enige ben. Het internet biedt echter weinig soelaas.
‘Een AGV zonder vlees,’ citeer ik de aanbeveling op het recept.
‘Wat is AGV?’ vraagt Grote Mien die komt aanlopen en nog net de laatste woorden opvangt.
‘Geen idee, maar we eten het vanavond.’
Pas een hele tijd later daagt het me: aardappels-groente- vlees. Een ouderwetste maaltijd verhipt tot onbegrijpelijke mambo jambo. Gelukkig ben ik een kei in afkortingen. Dat is dan weer het voordeel van af en toe van baan verwisselen.