In de vijfde klas van de middelbare ging ik op werkweek. Bij ons op school kon je uit twee bestemmingen kiezen: Parijs of Berlijn. Natuurlijk koos ik de laatste. Ik had geen Frans meer in mijn pakket, maar belangrijker nog: in Parijs zou ik heus nog wel een keer komen, redeneerde ik, maar Berlijn… Berlijn was een buitenkansje. Wie ging er nou naar een stad achter het ijzeren gordijn? Het was nu of nooit, dat wist ik zeker. De gedachte dat eens de muur zou vallen en Berlijn net zo’n gewone bestemming werd als Praag of Lissabon kwam niet eens bij me op.
Bij Helmstedt gingen we de grens over naar dat andere Duitsland, waar geen weldenkend mens zich durfde te wagen. De sfeer was grimmig. We moesten op alfabetische volgorde in de bus gaan zitten, onze paspoorten inleveren en we mochten vooral geen Westerse propaganda zoals kranten bij ons hebben. In de bus moesten we een formulier invullen over onze bestemming in de socialistische heilstaat. De leraar Duits drukte ons op het hart om vooral “Berlin, Hauptstadt der DDR” op te schrijven. De DDR erkende het Duitsland dat we allemaal zo goed kenden omdat het zo dicht bij huis was, niet en wilde al helemaal niets weten van een verdeeld Berlijn. Een lolbroek had vorig jaar “Ost-Berlin” ingevuld en daardoor was de bus scholieren uren langer vastgehouden bij de grens.
Ook zonder dat soort gedoe duurde het al lang.
Een enge beambte kwam de bus in met onze paspoorten en bekeek ons een voor een met een indringende blik. Ik probeerde me te herinneren hoe ik had gekeken toen mijn pasfoto werd gemaakt zodat ik me nu dezelfde blik kon aanmeten. Alles om maar op mijn paspoort te lijken en vooral niet te brutaal of op enige wijze verdacht. Toen we eindelijk door mochten rijden voelde het alsof we het hol van de leeuw betraden.
‘Ooit ga ik nog eens terug,’ zei ik altijd en dat ooit is nu eindelijk aangebroken. Te laat om mijn lief te laten zien waar ik als scholier heb gelopen, om hem te vertellen hoe het voelde, wat ik deed en dacht. Nog ruim op tijd om het zelf nog te weten. Hoe het voelde om voor het eerst zo ver van huis te zijn, terwijl mijn ouders me eerst niet eens wilden laten gaan. Het gedoe rondom de indeling van de groepjes. De schaamte die ik daar nog over kan voelen.
We sliepen in tentjes. Het was koud, herinner ik me. De aardrijkskundeleraar die ons groepje begeleidde kookte in een campingpannetje op een butagasstel water, zodat we na het opzetten van de tent en het opblazen van de luchtbedden, allemaal een kopje cup-a-soup konden krijgen.
Vriendin M kwam haar tent uit, zag dat er iets in haar mok zat en schudde die met veel misbaar leeg.
De beteuterde blik van de leraar omdat ze het soeppoeder weggooide, het gevoel van in mijn broek moeten piesen van het lachen. Ook dat is Berlijn voor mij.
Ik kijk ernaar uit er weer te zijn. Ik weet zeker dat we een hoop zullen zien en dat de pubers en ik nieuwe herinneringen gaan maken aan deze bijzondere stad waar ooit, lang geleden, een naïef vijftienjarig meisje rondliep in de Hauptstadt der DDR.
O wat een herinneringen, de beelden komen gelijk weer boven. Dat van de bus was ik een beetje vergeten, maar die blik van M kan ik zo weer oproepen. Geweldig. Net als die aardrijkskunde leraar. De tentjes op de camping en het uitzicht, machtig was dat. Aan de hand van de foto’s heb je de hele kampweek uitgeschreven, en ik schreef mee. Het is mijn beste reisverslag ooit geworden. Haha. Dank voor het delen van deze herinnering. En hopelijk geweldige herinneringen aan het maken/gemaakt met de pubers.