Beter

Het is een bekend gegeven: als je zwanger bent zie je overal zwangeren om je heen.
Ook als je rouwt lijkt je overal wel iets over leed of verdriet te zien.
Er waren plaatjes op linkedin en twitter. Over rouw, over verdriet, over missen. En deze week leken ze allemaal op mij van toepassing.
“Waarom vind je het zo erg als iemand zegt dat hij kan zien dat het beter met je gaat?” vroeg een vriendin. “Het gáát toch ook beter met je?”
Het leek een eenvoudige vraag maar het antwoord was te ingewikkeld om meteen te bedenken. Hij triggerde iets. Pas later, toen ik allang weer thuis was na onze wandeling wist ik het: soms. Soms gaat het beter met me. Niet altijd. Maar soms wel.
En daar was het eerste plaatje van linkedin. Verwant aan de tekening van de ijsberg over succes. Boven water zie je alleen wat er allemaal gelukt is en hoe het iemand ogenschijnlijk zo gemakkelijk komt aanwaaien. Onder water, niet te zien voor het blote oog, is het doorzetten, het harde werk, de mislukkingen en toch weer doorgaan. Zo is er ook één over rouw: boven de grond zichtbaar is een boom die jou toont aan de wereld: je lacht, je doet gezellige dingen, je bezoekt een feestje, je kunt herinneringen ophalen zonder te huilen. De wortels daaronder zijn de dingen die niemand ziet: verdriet, gemis, maar ook angst, jaloezie en bitterheid.
Een andere bekende tekening is die van een pot met een bal vol verdriet erin. Het is niet zo dat de bal in de loop der tijd kleiner wordt, zoals sommige mensen denken. De bal blijft even groot, alleen wordt de pot die eromheen zit groter. Er komt ruimte voor meer dingen dan alleen die bal.

Zelf moest ik deze week vooral denken aan een plaatje van een doos met daarin een “Pijn-knop”. Eerst zit er een grote bal in de doos die voortdurend tegen de knop aandrukt. Later wordt het balletje kleiner, alleen stuitert het dan volkomen willekeurig door de doos heen en weer. Als het de pijnknop raakt is de pijn nog net zo overweldigend en allesoverheersend als in het begin.
Het is niet te voorspellen wanneer dat gebeurt. Bij grote mijlpalen kan ik me er op voorbereiden en hou ik bij voorbaat mijn hart vast, maar juist als ik er niet op verdacht ben kan het me hardvochtig neerslaan.

Ik stond in een winkel en hoorde ineens een oudere dame vragen: “Staat u tegen mij te praten?”
De man aan wie ze het vroeg grijnsde haar toe. “Nee hoor, ik zeg iets tegen mijn vrouw, maar die loopt gewoon weg. Dus ja, nu lijkt het alsof ik in mezelf sta te praten!”
De oude vrouw was gerustgesteld.
Ik lachte. “Was zeker niet zo interessant!”

Terwijl ik me terugdraaide naar de balie waarvoor ik stond te wachten was het alsof ik een harde klap kreeg waardoor alle lucht uit mijn longen werd geperst. Ik moest denken aan al die keren dat ik zoiets met mijn lief meemaakte, de grappige non-discussies die we soms hadden, hoe we quasi-verontwaardigd steun zochten bij mensen in de omgeving. Aan die keren dat ik samen met hem voor een balie stond te wachten en tenminste niet alleen. Aan al die vanzelfsprekendheden die ik nooit meer met hem zal beleven. Ik zakte bijna door mijn benen van dat enorme besef.
Het lukte me om zonder in tranen uit te barsten af te rekenen, maar al voor ik de straat op liep  hoorde ik mezelf snikken. Mijn balletje raakte de pijnknop en o, wat deed het zeer.
Het voelde helemaal niet alsof het beter met me gaat. Het voelde alsof het nooit meer beter zou worden.

Het antwoord op de eerste vraag ben ik mijn vriendin schuldig gebleven, maar de vraag bleef me bezighouden. Waarom vind ik het erg dat mensen alleen de buitenkant zien en niet wat onder de oppervlakte ligt? Het is toch fijn als iemand meeleeft en de indruk heeft dat ik opkrabbel?

Misschien is het omdat iedere opmerking over hoe het met me gaat voelt als een terechtwijzing dat het nu maar eens over moet zijn. Het is twee jaar geleden, er zijn inmiddels anderen met nieuwer leed die aandacht en steun verdienen. Ik heb mijn portie liefdevol medeleven zo langzamerhand wel gehad. Zit ik er serieus nu nóg over te miepen?

Misschien ook wel omdat het me beangstigt hoe snel we afgaan op wat we zien, ikzelf incluis. Hoe vaak vraag ik écht door, hoe graag ga ik gemakshalve maar af op wat de ander aan mij toont?

En misschien heeft mijn vriendin het mis en vind ik het helemaal niet zo erg als iemand denkt te merken dat het goed met me gaat. Niet altijd tenminste. Alleen maar soms.
Net zoals het soms beter met me gaat. Niet altijd. Maar gelukkig soms wel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *