‘Heb je hem nou echt kapot gemaakt?’ vraagt de puber vol ongeloof. ‘Hoe dan? Te hard gebeten?’
‘Ik was hem aan het poetsen,’ zeg ik nukkig, want het is al genant genoeg, dat ik ineens met een nachtbitje in twee stukken zit. Het nachtbitje dat ik volgens mijn eigen redenering niet eens echt nodig heb. De tandarts mag dan wel denken dat ik ’s nachts uit alle macht mijn kaken op elkaar klem waardoor mijn kies pijn gaat doen, maar ik geloof er eigenlijk niets van. De kiespijn waar ik last van had was achteraf door iets anders te verklaren en ik vraag me ernstig af of ik het type ben dat haar kaken stijf op elkaar houdt als ze stress heeft. (Of wanneer dan ook, denk ik er meteen achter aan. Ik sta niet bepaald bekend als iemand die haar kaken op elkaar houdt…)
Ik draag hem braaf hoor, daar niet van. Net zoals ik de steunzolen draag en de bril en al die andere tekenen dat het Grote Verval allang is begonnen.
Maar nu is ie dus stuk. En voor ik er goed over heb nagedacht of ik wel een nieuwe wil heb ik de tandarts al gebeld.
Er wordt voortvarend een afspraak ingepland, alsof het bepaald van levensbelang is dat ik niet te lang zonder bitje door het leven ga.
Ik kan niet bij mijn eigen tandarts terecht, maar de jonge man die wel iets weg heeft van een stagiaire kijkt me aan alsof ik bij hem in goede handen ben.
‘Je krijgt vast alleen een scan,’ had de puber me nog geprobeerd gerust te stellen. Maar zodra ik de behandelkamer binnenkom zie ik de stalen mondstukken al liggen. Dat wordt toch echt gipshappen.
Hij doet zijn best, de nepstagiare, dat moet gezegd. Maar terwijl ik bij het eerste ding dat hij in mijn mond doet al denk dat het veel te groot is, staat hij erop een groter exemplaar uit te proberen. Ik voel mijn kokhalsneigingen opkomen.
‘Gewoon door uw neus blijven ademen,’ zegt hij. ‘Het duurt maar een minuutje.’
Als het gevaarte eenmaal in mijn mond zit blijkt de smurrie die erin zit een stuk minder snel hard te worden. ‘Tja,’ is het opgewekte commentaar, ‘het is koud, dus dan duurt het wat langer.’
Ik ben niet in de positie er iets van te zeggen. Het is vast tactiek, pas uitleg geven als het voor de patiënt toch al te laat is om te protesteren.
Het duurt lang, veel langer dan het minuutje, langer zelfs dan de stagiaire zelf had gedacht.
Maar eindelijk kan de mal dan toch uit mijn mond.
‘Dit gaat óók heel naar voelen,’ zegt de behandelaar veel te vrolijk. ‘Het voelt alsof al je tanden in één keer uit je mond worden getrokken.’
Een fijne mededeling, ik word steeds blijer van mijn beslissing om een nieuw bitje te bestellen. Hij wurmt en wrikt en steunt een beetje als het niet meteen lukt. ‘Hoe vaster het zit, hoe beter de afdruk,’ klinkt het optimistisch. Kennelijk is de afdruk wel héél goed gelukt.
In gedachten ga ik terug naar mijn telefoontje naar de tandartspraktijk en bedenk dat dat een perfecte gelegenheid was geweest om een keer mijn kaken stijf op elkaar te houden.
Ieks!! Nou die conclusie deel ik in dit geval zeker.
Past het nieuwe bitje?