‘Willen jullie bizons zien?’
Het is geen vraag die je met nee kunt beantwoorden. W, het neefje dat inmiddels (tot mijn steeds weer opspelende verbazing) een volwassen vent is troont ons mee. Zijn trots op zijn auto waarin we gemakkelijk met zijn zessen passen is zo aandoenlijk dat het niet eens meer uitmaakt of we de bizons echt te zien zullen krijgen. Ze zijn er, blijkt, maar ze staan ver weg en we moeten over een zompig pad om ze van dichtbij te zien.
Zijn vriendin en zus zijn verstandig, die hebben geen zin in natte voeten. Maar we zijn er nu toch en als iemand speciaal voor jou een dik kwartier door een bos heeft rondgereden om je bizons te tonen, wat zijn dan een paar natte sokken en schoenen?
‘Het is een avontuur, mam!’ zegt de puber terwijl we voortploeteren over de oneffen grond.
‘Straks maar even goed controleren op teken.’ W meldt er terloops bij dat de teken hier een virus bij zich dragen, het virus dat hem vorig jaar bijna fataal werd.
Het begint te regenen en de bizons lopen verder bij ons vandaan, maar echte avonturiers laten zich niet chagrijnig maken door wat tegenslag of een “waar zijn we in vredesnaam aan begonnen- vibe”.
Eenmaal terug, met geleende droge sokken aan, is het een leuk familieverhaal dat we aan ons mentale album kunnen toevoegen. We eten samen en spelen spelletjes. Ik vraag we af waar mijn neef en nichtje het spelletjesgen vandaan hebben. Van ons thuis kan ik me de zondagmiddag-monopoly herinneren, met de speciale regels van mijn moeder die verbood de Kalver- en de Leidsestraat samen te bezitten en die huizen bouwen toestond, maar hotels illegaal verklaarde. Als mijn broer meedeed verstopte hij altijd geld onder het speelbord, om daar midden in het spel ineens als een duveltje uit een doosje mee op de proppen te komen. Het voelde als valsspelen, maar technisch gezien konden we hem nergens op pakken.
Speelden ze in mijn broers gezin ook spelletjes samen? Ik weet het niet en realiseer me weer hoeveel ik van ze heb gemist.
Maar nu ben ik er, de tante met de spelletjes uit Nederland, de tante die het geen drol uitmaakt of ze wint of verliest maar die toch met de nodige creatieve scheldwoorden komt als iemand haar dwarsboomt. De tante die met verwondering en trots kijkt naar deze volwassenen die altijd haar kleine neefje en nichtje zullen blijven.
We spelen en praten en lachen. We hanteren tactieken die op het randje van valsspelen zijn. We steken de draak met degene die de sjaak is en onderaan eindigt. Het is vertrouwd en eigen, ook al wonen we zo ver bij elkaar vandaan, ook al zien we elkaar zo weinig. We zijn met elkaar verbonden en pakken moeiteloos de draad van elkaars leven weer op. Ik weet verstandelijk dat we familie zijn, maar dat ik het ook echt voel, voelt als een groot geschenk.
Natuurlijk win ik alle potjes. Ieder die iets anders beweert zal ik openlijk voor leugenaar uitmaken. Familie blijven we toch wel.
Mooi en zo herkenbaar ♡
Geweldig! En wat een cadeau ook om dat zo te kunnen ervaren.
Ps er is nu wel een nieuwe vaccinatie tegen dat tekenvirus. Heeft hij niks meer aan helaas, maar jullie wellicht?