Bij ons in het dorp had je alleen een openlucht zwembad. Aangezien er ook verder niet heel veel te doen was, waren mijn broer, zusje en ik er iedere zomer veel in te vinden. Rond mijn verjaardag ging het bad open en vanaf dat moment fietsten we er elke vrije minuut die we hadden naar toe.
Met ons abonnement konden we zo langs het kleine loketje lopen, waar je je fietssleutel kon inleveren. Die werden op een richeltje voor het raam gelegd, zodat je, als je het nummer was vergeten waar het sleuteltje op werd geplaatst, altijd nog door het glas jouw sleutel kon aanwijzen.
Gedoe was het, met die fietssleutel. Het waren nog van die platte van zulk zacht metaal dat ze gemakkelijk krom te buigen waren. Als je je fiets op slot zette sprong hij er met zo’n vaart uit dat hij maar al te vaak zoekraakte in het gras tussen de fietsenstalling. Een deel van mijn herinneringen aan het zwembad gaan over in de brandende zon op zoek naar een onooglijk fietssleuteltje.
Als ik aan het zwembad zelf denk, voel ik vooral de kou. Het water was koud, de betonnen vloer in de kleedkamer was koud en de blik van de badmeester was dat vaak ook.
Vroeg in de ochtend hadden we zwemles. Als mijn vader ons dan kwam halen, wikkelde hij ons in een badlaken en zette ons achter in de auto. Thuis mochten we ons in de warme huiskamer aankleden, terwijl we een mok opgewarmde vla naar binnen werkten.
Soms begon het te onweren als we in het zwembad waren. Dan dreef de badmeester ons het bad uit en moesten we rillend met onze voetjes op het koude beton in de kleedkamer wachten totdat de bui voorbij was, voordat we naar huis mochten.
Ik moet er de laatste tijd vaak aan terugdenken, aan dat zwembad. Vooral aan het warme gevoel op mijn huid als ik uren in de zon had liggen opdrogen. Van de verfrissing van het zwemmen was dan niet veel meer over, en toch stond het me tegen om nog een keer in het water te plonsen en me daarna koud af te drogen. Weer die kou in, net nu ik net lekker warm was, en droog. Een sprong in het diepe betekende niet alleen een fris, koel lijf, maar ook weer met mijn blote voeten op dat nare koude beton en mezelf afdrogen met een handdoek die je nooit genoeg droog kreeg, zodat je met een plakkerig nat gevoel in je kleren moest.
Sinds een tijdje (zeker na mijn griep in februari) probeer ik koud af te douchen. Dat schijnt goed te zijn voor mijn weerstand, daar zijn alle experts het over eens. Ik vind het vreselijk. De koude stralen die mijn huid geselen, en mijn hart bijna doen stilstaan. Het lekker warme, luxe gevoel van de douche dat binnen een seconde weg is. Ik vermoed dat ik me niet lang genoeg aan de marteling onderwerp om er echt iets aan te hebben, maar ik blijf proberen. Ook al keer ik dan in gedachten veel te vaak terug naar de koude voeten uit mijn jeugd.
In deze tijd van angst en virussen en gedwongen binnen blijven is het van belang het gevoel te hebben zelf iets te kunnen doen. Weerstand opbouwen. Niet ziek worden. En dus ploeter ik dapper voort.
Of mijn weerstand er echt beter van wordt weet ik niet. Eerst maar eens die geestelijke weerstand die ik voel overwinnen…
Hetzelfde zwembad als waar ik les heb gehad en inderdaad koud water en koude tegelvloer in de kleedkamer. Maar we hadden een zwembad waar we heel veel tijd in onze jeugd hebben gespendeerd. Veel warme gevoelens aan over gehouden en nog steeds als ik er aan terug denk.