‘Het is dan wel vrijdag de dertiende,’ zei de behandelaar nog, toen ik een afspraak maakte voor de arm die maar blijft zeuren na mijn ongelukkige val van de trap. Ik antwoordde dat ik daar niet in geloof. Ik ben zelfs getrouwd op de dertiende, een dinsdag weliswaar, maar die staat volgens schoonzus A in Griekenland juist bekend als ongeluksdag. Ik negeerde het stemmetje in mijn hoofd dat zei dat dat van die ongeluksdag wel was gebleken. Niet op iedere bruiloft hoeft immers een ambulance te komen voor een van de gasten.
Maar in deze vrijdag had ik wel vertrouwen. Na mijn afspraak zou ik met de puber en de twintiger, die toevallig allebei vrij waren, gaan lunchen. Het zou een gezellige dag worden, ondanks het grijs, het gesomber, de feestdagen die zo dreigend en leeg dichterbij komen.
Maar toen begonnen de appjes. Er was ruzie thuis. De één was laat en niet van plan zich iets aan te trekken van de aansporingen van de ander, waardoor die alleen maar bozer werd. De sfeer was duidelijk. Ik kon me de onvriendelijke toon, het gemopper en getier over en weer zonder enige moeite voorstellen.
Ik onderdrukte mijn neiging om de hele boel dan maar af te blazen en probeerde nog iets in beweging te krijgen. Maar het is moeilijk bemiddelen via de telefoon als je zelf loopt te kleumen, in een vlaag van efficiëntie alvast wat boodschapjes hebt gedaan en nu geïrriteerd bedenkt dat je eigenlijk een tas had moeten meenemen, omdat het best onhandig draagt zo. Ik voelde mijn stemming inzakken.
Thuis kregen we alle drie de volle lading van elkaar. Natuurlijk waren er tranen en realiseerde ik me weer eens te laat dat achter de woede en het chagrijn vooral een onmetelijk verdriet zit. Ik ben niet de enige die het gemis harder voelt in deze feestmaand, niet de enige voor wie het niet snel genoeg gewoon januari kan worden. Het voelde als voor de zoveelste keer tekort schieten als moeder.
En toen was er ineens weer de veerkracht, het gedeelde gevoel dat we er ondanks alles iets van moesten maken. We hadden een veel te late lunch met bitterballen uit de oven, haalden dekentjes tevoorschijn en nestelden ons met chocolademuffins en sloten thee op de bank voor een grappige serie. We speelden een spelletje en waren zo mild voor elkaar dat we verschillende kansen om de tegenstander dwars te zitten voorbij lieten gaan.
We haalden adem en wisten weer dat ook deze dag voorbij zou gaan en dat we het, net als in het begin, met één dag tegelijk moesten bekijken.
Terwijl de twintiger kookte zette ik mij aan het schrijven van kerstkaarten. Ik realiseerde me dat dat een klusje was waar ik verdrietig van kon worden. Hoe leeg de ruimte om in te schrijven leek, met maar drie van onze namen. De vraag hoe lang ik nog een hartje voor mijn naam zet, als een stille verwijzing naar mijn lief.
Maar ik besloot dat koppig te negeren. Ik keek naar de glitters op mijn vingers van een kerstkaart die afgaf. En ik wist dat we vrijdag de dertiende hadden verslagen, nou vooruit op de knieën hadden gedwongen misschien. Want waar glitters zijn is geen ruimte voor tranen. Of althans een stuk minder.
Wat weer een mooi stukje Ingrid. Pfff, zwaar en ook weer heel warm. Denk aan jullie.