Een tijd van rouw kent veel mijlpalen. De eerste verjaardag die je kind zonder haar vader moet doorbrengen. Daarbij is die van jou zelf een eitje. De eerste keer dat hij niet een jaar ouder is geworden, maar voor eeuwig bevroren is in de tijd.
De eindmusical. In je eentje trots zitten te zijn. De eerste keer op vakantie met een persoon minder.
En dan natuurlijk nog december, met zijn Sinterklaas, Kerst en oud en nieuw. Op die mijlpalen probeer ik me al een tijdje voorbereiden, en op de tranen die ermee gepaard gaan.
Tussen alle reclames voor de komende december-feestelijkheden door kwam ineens een mijlpaal die ik niet had zien aankomen. Tenminste niet als de muur waartegen ik keihard aan zou knallen.
Christus Koning. De laatste zondag van het kerkelijk jaar, waarin de overledenen van het afgelopen jaar worden herdacht. Het jaar wordt afgesloten om een week later de advent in te gaan en af te tellen naar het nieuwe begin van Kerst.
En daar zat hem nou net de kneep. Want er wordt bij ons niets afgesloten en er is al helemaal geen sprake van een nieuw begin. Wij worstelen ons door de dagen, zonder lief, zonder vader. In mijn hart zit teveel donker van de winter om uit te kunnen kijken naar het licht van Kerst.
Ik wil de naam van mijn lief niet noemen bij de mensen van voorbij. Ik wil niet dat hij in een adem wordt genoemd met wat achter ons ligt. Zijn naam past niet bij de andere namen, de andere mensen die herdacht worden. Hoe kan hij thuishoren in een rijtje grootouders als hij zijn eigen kinderen niet eens ziet opgroeien?
Zijn naam hoort thuis te klinken, bij ons, iedere dag en in de tegenwoordige tijd.
Er komt een lieve kaart van de lieve moeder van een lieve vriendin.
Zij zal een kaarsje aansteken voor mijn lief, schrijft ze, op deze eeuwigheidszondag.
En dat is het. Eeuwigheidszondag.
Want de liefde blijft.
❤️
Geen woorden, wel een kaarsje en een traan. Knuffel ❤️