En ineens is het weer tijd voor feestjes. Twee jaar lang heb ik er niet over hoeven na te denken, omdat niets kon, niets mocht en niets veilig was. Maar nu iedereen weer uit zijn hol kruipt en we kennelijk collectief hebben besloten dat Corona de pot op kan, blijkt er van alles te vieren te zijn.
De uitnodigingen vliegen me om de oren; kom langs, kom borrelen, kom feesten. Het lijkt wel of ineens iedereen verjaart, een andere baan heeft of een half leven lang bij elkaar is.
Op het pleintje waar ik woon was deze tijd altijd al een drukke. Een enkel kind was jarig in januari of februari, maar vanaf half april begon het echte feestseizoen, met ieder weekend wel een reden om bij elkaar te komen.
Het zijn leuke dingen, zegt het rationele deel van mij, als ik weer iets in de agenda noteer. Dagen om je op te verheugen, gezellige samenkomsten waar je mensen kunt spreken die je al een tijdje niet meer hebt gezien. Op sombere dagen voelt het eerder als een klap in mijn gezicht, de realisatie dat ik dan wel verdrietig kan zijn, maar dat andere mensen genoeg redenen hebben om het leven te vieren.
En dan is er ook nog de verjaardag van mijn lief. De derde alweer zonder hem. Een dag die altijd bijzonder was en die nu eigenlijk doodgewoon is. Er is niemand om te feliciteren, niemand om een cadeau voor te kopen, niemand om ’s morgens vroeg wakker te zingen.
We gaan barbecueën, dat is de traditie. En hoe goed het ook is om de dag in ere te houden en iets speciaals te doen, het blijft toch ook een trieste gelegenheid.
Het blijft een dag die helemaal niet doodgewoon is, omdat hij iedere keer weer van alles triggert.
De kitter komt langs op deze vreemde, onbarmhartige dag. Want ook dat gaat door, de verbouwing, business as usual. Het is een man die graag een praatje maakt en wiens hoofd zo overloopt dat ie me tot twee keer toe vraagt waar ik oorspronkelijk vandaan komt, omdat hij mijn accent niet kan plaatsen. In de korte tijd dat hij er is heeft ie me al foto’s van zijn zoon laten zien, verteld over zijn tweede huwelijk, het huis dat hij heeft opgeknapt en de tuin die hij helemaal heeft laten leegtrekken. Vragen heeft hij ook: wat de kleine puber voor school doet, en of het fotomozaïek dat aan de muur hangt soms een opgeplakte legpuzzel is.
‘Hee,’ zegt hij dan ineens, ‘Is er iemand jarig?’
Ik voel me verstijven en hap even naar adem. Hoe weet hij…. Het dringt tot me door dat hij het vraagt vanwege de ene slinger die is blijven hangen na de verjaardag van de kleine puber en waarvan we eerst nog een tijdje deden alsof we die niet opruimden omdat mijn verjaardag er nog aan kwam.
Helemaal eerlijk voelt het niet om “nee” te zeggen. Want er is wel degelijk iemand jarig. Of dat had hij moeten zijn in ieder geval. En het is ontzettend oneerlijk dat we dat vandaag niet kunnen vieren.
“Ah, leuk je te zien,” zei iemand een tijdje geleden op een borrel/feestje/gelegenheid, “weer een stapje vooruit”. Alsof de rouw en het verdriet in een lineaire curve afneemt. Dag voor dag, stapje voor stapje. En iedere dag weer een beetje meer zin in het leven, zin in leuks, zin in feestjes. Als het eens zo simpel was…
Morgen misschien, dan bekijk ik mijn agenda en zal glimlachen om de dingen die in het verschiet liggen. Morgen denk ik na over cadeau’s, liedjes, baksels om mee te nemen. Morgen zie ik de zon weer achter de wolken, misschien.
Vandaag even niet. Vandaag vier ik de geboortedag van mijn lief, niet met slingers en feest, maar met tranen in mijn ogen en een knoop in mijn maag.