Het begint ermee dat de puber zijn verjaardag wil vieren, omdat het al zo lang geleden is dat ie een feestje heeft gehad. ‘We hebben je zestiende toch nog gevierd?’ vraag ik, ‘toen heb ik de kookplaat gesloopt, weet je nog?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat was een jaar eerder.’
O ja, want de nieuwe keuken was er nog niet. Die kwam een paar maanden later. We moesten het nog heel even met de oude apparatuur doen, en net toen ging het stuk. Zal je altijd zien.
Het was een rare dag met slecht nieuws over de zoon van vrienden van de familie. Hoewel we hem niet persoonlijk kenden waren we er tamelijk beroerd van. Het voelde vreemd en niet passend dat wij ondertussen slingers aan het ophangen waren voor een verjaardagsfeestje. Zo broos kon het leven zijn, wisten we. Zo snel kon alles op zijn kop staan. Je was er even niet op verdacht en niets was ooit meer hetzelfde.
Ik probeerde een te ver, te hoog haakje te bereiken voor de vlaggetjes, leunde net iets te hard en daar ging de kookplaat. In duizend stukken. In het licht van het eerdere telefoontje was het een kleinigheid, een stom klein hobbeltje zoals het leven zo vaak opwerpt. Mijn lief ging nog dezelfde dag naar Ikea voor een tijdelijke oplossing. Er werden nauwelijks woorden aan vuil gemaakt. Ik herinner me hoe fijn het voelde dat dat gewoon kon, zonder wakker te liggen van de kosten. En dat ik mezelf toesprak dat ik die luxe best wat meer mocht waarderen.
‘En je zestiende dan?’ Voor mijn geestesoog zie ik speciale ballonnen en heel veel sweet sixteen merchandise die mijn lief had gekocht. Omdat je kind maar één keer zestien wordt en je nou eenmaal moest vieren wat er te vieren viel.
‘Nope. We zouden dat later vieren en toen kwam de lockdown en…’
Hij hoeft niet te vertellen wat er daarna kwam. We zijn er allebei stil van.
Ik ben meteen terug bij die eerste dag van de lockdown. Hoe mijn lief vroeg uit zijn werk kwam en mij kwam opzoeken bij mijn vrijwilligerswerk. Het was een leuke verrassing hem daar ineens te zien, bij de gedachte eraan maakt mijn hart nog steeds een sprongetje. Hoe we in de bieb een hele stapel boeken uitzochten, voor je-wist-maar-nooit. Het was een enge tijd, en ik had de week ervoor staan huilen in de supermarkt bij de aanblik van de lege schappen. Maar op dat moment, daar, wist ik dat we er samen wel doorheen zouden komen. Omdat we samen alles aan konden. Samen. Wist ik veel dat dat nog maar een paar weken zou duren.
‘Mam?’ De puber had niet op zoveel gemijmer gerekend bij het stellen van zijn vraag. ‘Feestje?’
Ik knipper mijn opkomende tranen weg. ‘Weet je wat?’ hoor ik mezelf zeggen, ‘anders doen we het ergens in april of begin mei, en dan vieren we al onze verjaardagen samen.’
Dat lijkt hem wel wat. ‘Doen we ook met een thema?’
Mijn gedachten gaan terug naar eerdere feestjes, lang geleden in ons studentenhuis. Later in een echte grote-mensen-woning. Thema’s die we zelf hilarisch vonden. Het bejaardenfeestje van toen we samen zeventig werden. Hoe enthousiast het welkomstdrankje (advocaat met slagroom) werd ontvangen en hoe fanatiek iedereen aan de bingo meedeed. Het songfestivalfeest toen we een oud gilet van mijn lief met zilververf hadden gespoten zodat hij voor een van de Toppers kon doorgaan. Het feestje waarop niemand kon, waardoor het alsmaar werd uitgesteld tot we er uiteindelijk een fourth of July feest van maakten. Ik droeg een belachelijk jurkje van de Amerikaanse vlag in glitterende lovertjes, over de top en hogelijk ontvlambaar. Het kon op de jaloerse blikken van de buurmeisjes rekenen, die vonden dat ze nog nooit zoiets moois hadden gezien.
Dertig jaar gezamenlijke geschiedenis geeft veel stof om over te mijmeren.
‘Eh…?’
Ik voel dat er op een antwoord wordt gewacht.
‘Als jij nou eens een uitnodiging gaat maken,’ zeg ik tenslotte.
Want delegeren is het magische antwoord op alles waar je je zelf (even) niet mee bezig wilt houden.