‘Kijk maar niet zo bang,’ zeg ik tegen de foto van mijn lief, als ik het kaarsje dat ervoor staat aansteek. ‘Ik ga heus niet huilen.’
Niet dat ik er een gewoonte van maak tegen de foto te praten, ook al lijkt zijn gezichtsuitdrukking te veranderen naargelang de situatie. Soms zie ik een knipoog van bemoediging, soms kijkt hij bezorgd, soms trots grijnzend. Ik steek zelfs niet iedere dag het kaarsje aan, maar dat is niet zozeer omdat ik het niet fijn vind om te doen, maar vooral omdat het uitblazen ervan telkens weer als een afscheid voelt.
Maar ik heb goed nieuws vandaag, na al die dagen waarin het verdriet steeds meer de overhand leek te krijgen. Na de eerste sterfdag van mijn lief, waarop we met aandacht, bloemen en liefde werden overstelpt, bleven we achter met een verpletterende leegte.
Ja, natuurlijk, dit jaar had iedereen aan ons gedacht en wat waren we geroerd door alle lieve woorden en de fantastische gebaren. Maar dit was het dan. Nu is het voorbij. Er zijn vier seizoenen overheen gegaan, een jaar verder zijn we. Tijd om door te gaan. Voor de buitenwereld heeft het nu wel lang genoeg geduurd. En hoewel ik weet dat bij die buitenwereld genoeg vrienden en familie zitten die dondersgoed weten dat het nog lang niet voorbij is, voelde het die eerste week toch wel een beetje alsof het leven nu maar weer gewoon verder moest gaan.
Het had zijn weerslag op ons alle drie en veel ging er niet goed. Er waren dagen bij dat ik me afvroeg hoe ik het ooit voor elkaar moet boksen, dit single-ouderschap. Hoe ik ooit moet zorgen dat deze pubers goed terechtkomen. Er is zoveel om over in te zitten: vrienden, school, gepuber. Veel te veel voor maar één persoon, die toch al niet de beste versie van zichzelf is. Veel te veel zonder de liefdevolle relativering van mijn lief.
Maar vandaag was er tijd voor goed nieuws. De kleine puber die het vaak zo lastig vindt op school vertelde met trots dat ze een dikke voldoende had gehaald op haar toets. De toets voor het vak waarvoor de grote puber en ik haar een hele avond hadden geprobeerd te helpen en waarbij ze ons tot waanzin dreef omdat het kwartje maar niet scheen te kunnen vallen. De toets die ik met angst en beven tegemoet zag, omdat ik vreesde dat het een misluk-ervaring zou worden, in een tijd die al genoeg ellende in zichzelf heeft.
En toen die dikke zeven. En die grijns waarmee ze het vertelde. En het gegiechel toen ze zich liet omhelzen door haar stomverbaasde moedertje. Het was episch, prachtig en fijn. Het was precies wat we nodig hadden met zijn drieën, om ons rot te lachen over die avond vol frustratie en dat die kleine smurf toch meer had opgepikt dan wij hadden kunnen denken.
‘Je had haar moeten zien,’ zei ik dus, tegen de foto van mijn lief. En hij keek terug alsof hij wilde dat hij dat had gekund.
‘Wees maar niet bang, ik ga heus niet huilen.’ Maar natuurlijk deed ik dat wel.
Want gemis is niet alleen maar in je eentje amper op kunnen boksen tegen de dagelijkse moeilijkheden. Gemis is ook het niet kunnen delen van de leuke momenten. Gemis is ook alleen staan als het niet alleen maar rot is.
Het kaarsje flakkerde even en ik deed mijn best om door mijn tranen heen te glimlachen, omdat het zo’n mooi gezicht was. En omdat mijn lief ook glimlachte, op die foto waartegen ik soms toch even praat.
Wat een topper. Super gedaan.
Veel liefs
En eh… Niks mis mee hoor, praten tegen een foto ❤
Och wat weer mooi geschreven, en wat een boefje is die kleine puber. Ergems toch het kwartje laten vallen zonder dat te laten blijken. Super fijn zo’n dikke voldoende! Vreselijk verdrietig je ook dat niet kunt delen. En voor de rest zou ik me totaal geen zorgen maken over dat praatje.