Het wandelen hadden we afgezegd vanwege de aangekondigde miezer, maar de kop thee kon ik natuurlijk wel komen halen. Met de auto, want net als lopen in de regen is nat worden met fietsen niet mijn hobby.
In de wijk sloeg ik te vroeg af en ineens was het alsof mijn wereld stilstond. Even wist ik niet wat er gebeurde. Het ging snel en tegelijkertijd in slow-motion. Alle controle over de auto was weg, ik voelde me glijden en wist nog net de wagen op de weg te houden. Gladheid, B had me nog gewaarschuwd in het appje waarin ze moest lachen omdat ik het kippeneindje met de auto zou doen.
Ontdaan zette ik de auto in de ruimste parkeerhaven die ik kon vinden omdat ik niet verder durfde te rijden. Ik stapte uit om de weg te voet voort te zetten. Ook dat ging niet zonder slag of stoot. In de nieuwbouwwijk is gebruik gemaakt van prachtige gladde steentjes die, zo bleek, bij de eerste de beste ijzel rond de nul graden, volslagen onmogelijk te betreden werden. Ik glibberde de stoep af en vond enige grip in het gras en de betonnen stoeprand. Een mevrouw aan de overkant van de straat verzuchtte dat het niet te doen was. Zelfs de hond die ze aan het uitlaten was lukte het niet om zich staande te houden.
‘Tegensturen,’ zei B toen ik haar mijn angstige paar minuten had verteld. ‘Dat is het enige dat je kunt doen.’
‘Doe je dat niet automatisch zodra je begint te glijden?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Tenzij je zo in paniek raakt dat je niets meer kunt doen.’
Ik dacht er later nog over na, toen ik met de pubers naar buiten ging. Alles om maar even de sleur van het thuis-school/werken te doorbreken. Om ze mee te krijgen stelde ik ze warme choco in het vooruitzicht, in een hippe to go beker van de vlaaienwinkel.
Tegensturen. De andere richting op proberen te gaan als waar de verraderlijke gladheid je naar toe dirigeert. Het is niet veel anders dan ik nu doe. Iets leuks proberen te maken van de vervelende situatie waarin we zitten. Frisse lucht plaatsen tegenover de somberheid, vrolijkheid tegenover rouw. Vriendelijk glimlachen tegen de vlaaienjongen en doen alsof je de valentijns-zooi waarvan de winkel is vergeven niet ziet.
Tegensturen, tot het moment van pure paniek waarop zelfs dat je niet meer lukt. Dan schieten de tranen in je ogen bij het zien van de hartjesbonbons en verstuur je de felicitatie voor de trouwdag van vrienden met een zwaar hart.
Dan glij je van de weg en kun je alleen maar hopen dat je niet al te veel raakt in je vrije val.
Dan glibber je verder, de weg af, het leven door, hopend dat je vroeg of laat weer grip krijgt. Al duurt dat soms lang, of voelt dat in ieder geval als een eeuwigheid.