Op de valreep van 2022 ben ik op een feestje. P is jarig en hij viert het na jaren eindelijk weer eens. Tussen neus en lippen door vertel ik P dat ik in het nieuwe jaar een echte start ga maken met ons gezamenlijke verhaalproject.
‘Maar eerst zit ik nog met twee personen in een brandende schuur.’
In een huis vol creatieven kijkt niemand op van deze ontboezeming.
‘Als ik je daarmee kan helpen, moet je het laten weten, hè?’
Ik weet dat hij het anders bedoelt, maar ineens zie ik P voor me als figuur in mijn verhaal. Hoe hij als een duveltje uit een doosje opduikt en de balk die voor de deur van de schuur zit er met de nodige moeite vanaf weet te halen en de schuur wijd open zet. Misschien roept hij iets naar de mensen daarbinnen, of in het allerheldhaftigste geval haast hij zich de schuur in, zijn T-shirt over zijn mond en neus getrokken tegen de rook, om de inmiddels versufte hoofdpersonen naar buiten te trekken.
Het is een grappige gedachte. Een onzinnige ook, want als het verhaal iets niet nodig heeft dan is het een Deus ex machina, ook niet als die in de vorm komt van een bevriende man die net jarig is geweest.
Maar de gedachte is in mijn hoofd geplant en dus vraag ik me af hoe P het zou vinden op het buurtfeestje waar uiteindelijk de brand uitbreekt. Met wie hij een gesprek zou aanknopen en waar hij het over zou hebben met de bewoners van deze slaapwijk, die hun grote huizen allemaal vroeg in de ochtend verlaten om er pas laat weer naar terug te keren. Misschien zou hij binnen een half uur in een verhitte discussie over arbeidsethos verwikkeld raken, of de jaloezie opwekken van de buurt die zich niet kan voorstellen dat iemand kan leven van verhalen en luchtkastelen.
Ik glimlach. Niet eens om de gedachte aan P in mijn verhaal, maar vooral omdat de radertjes zijn gaan draaien en ik de schrijfdrang die een paar weken weg was weer voel stromen.
Sinds een paar jaar heb ik de gewoonte om in een fijn oranje boekje op te schrijven wat mijn plannen op schrijfgebied zijn voor het komende jaar. Als ik terugblader lees ik vooral een overzicht van mislukte ideeën, te optimistisch ingeschatte projecten en nooit uitgevoerde plannen. Geen tijd, geen zin, geen inspiratie.
Toch neem ik ieder jaar de moeite om te documenteren wat ik wil doen en waar ik me mee bezig denk te gaan houden. In die zin is het ook een boekje van hoop. Een niet uit te roeien hoop, blijkbaar, die steeds de kop op blijft steken. Hoop tegen de klippen op.
Op die manier wil ik 2023 ingaan, met hoop op een productief en vruchtbaar schrijfjaar. Met hoop op mooie ideeën, prachtige woorden die tot memorabele zinnen aaneengeregen worden. Hoop op inspiratie en schrijfplezier.
En ook met hoop in de andere zin van het woord: een hoop verhalen, een berg aan ideeën en projecten.
En een hoop (nieuwe) lezers, denk ik er stiekem in mijn hoofd achteraan.
Want de grens tussen hopen en dromen is soms moeilijk te trekken.
Ha ha ik zie het zo voor me. En weet je, je kunt altijd nog je oranje boekje uitgeven. Er zijn vast vele auteurs die zo nu en dan een lijstje met suggesties of inspiratie kunnen gebruiken. Ik wens junllie een fijn jaar vol inspiratie en schrijfkilometers