Een goede vriend van mijn vader is overleden. Mijn tante heeft het in het plaatselijke sufferdje gelezen en vertelde me erover. Hij was oud, iets jonger dan mijn vader, die als hij niet door die stomme K was overleden, inmiddels natuurlijk ook een oude man was geweest. Maar toch was het een “ach-momentje”.
Meteen moest ik terugdenken aan de begrafenis van mijn vader. Het was mijn eerste echte grote verlies. Ik had al geen opa’s en oma’s meer, maar dit was mijn vader. Mijn váder!
Geen van de kinderen voelde zich in staat iets te zeggen in de dienst, maar de vriend wel. In mijn herinnering beklom hij zelfs de kansel, waar hij in onvervalst Gronings een prachtig beeld schetste van de vriendschap. Hij vertelde dat bij mijn vader thuis de koffie altijd klaar stond en eindigde met de vaste overtuiging dat mijn vader hem, in de toekomst, bij de hemelpoort zou verwelkomen. ‘Kom erin, de koffie staat klaar.’
Het is een mooi beeld. Wat zullen ze een hoop bij te praten hebben, mijn vader en deze man, die altijd goed was voor een ongelooflijk verhaal. Ik herinner me over een keer dat hij in de nieuw aangeschafte auto de klink niet kon vinden om het portier open te maken en hoe hij dat niet aan zijn vrouw wilde laten merken. Zijn oplossing was in de auto te blijven zitten in de hoop dat zij de deur wel van buiten zou openen, terwijl zij hem vanaf de oprit bleef aanmanen nou eindelijk eens uit die auto te komen. Er was een andere anekdote over een varken in de auto. Waarom het beest daar was en hoezo het een tijdje alleen gelaten werd kan ik me niet meer herinneren, maar feit was dat het vanaf de kofferbak over de banken heen klom en uiteindelijk achter het stuur terecht kwam, tot groot vermaak van omstanders. Het was zo idioot dat het wel waar moest zijn.
Ze kwamen regelmatig bij ons langs, deze vriend en zijn vrouw. Wij kinderen hoorden ze dan beneden praten, als wij in bed lagen. Haar stem met een Drentse tongval, en zijn donkere gebrom om er bovenuit te komen. Tussendoor het gebulder van een lach. We hadden weer een smakelijk verhaal gemist, wisten we.
Ik herinner me de uitstapjes die we maakten met zijn gezin en hoeveel lol we daarbij altijd hadden. Eén keer gingen we naar de kazerne waar mijn vader en hij in hun jonge jaren hun diensttijd hadden vervuld. Ze kregen met zijn tweeën de commandant zo ver dat hij ons een rondleiding over het terrein gaf. Wat waren ze trots om hun gezinnen dit te kunnen laten zien en wat vonden wij het stoer om daar rond te mogen lopen.
En nu samen daarboven, aan de koffie. Pratend en lachend alsof ze elkaar gisteren nog zagen, anekdotes opdissend die ze onderhand van buiten kennen maar die ze allebei toch graag horen en vertellen.
Ik maak me wijs dat ik ze af en toe nog wel eens kan horen, van een afstandje, net als vroeger, wanneer ik eigenlijk moest slapen. Als het zachtjes dondert in de verte, niet hard genoeg om een echte bui aan te kondigen. Dat kan niet anders zijn dan het gebulder van die twee daar, op hun bankje, hun kop koffie stevig in hun handen.
Wat een prachtig stukje. En een heerlijke herinnering met af en toe die bulder. Fijn.
Heel beeldend. Met een glimlach gelezen.