‘Wat mis jij het meest aan papa?’
Ze heeft het al vaker gevraagd en zeker in dit post-voorlezen momentje met zijn tweeën in bed had ik de vraag kunnen zien aankomen, maar toch word ik erdoor overvallen.
‘Dat hij er altijd voor me was,’ antwoord ik naar waarheid, ‘dat ik op hem kon rekenen’. Mijn stem is dun en trilt een beetje. Ik moet denken aan de foto uit een ver verleden die ik op de vensterbank heb gezet. Mijn lief en ik zitten samen op een muurtje, hij met zijn handen stevig achter zich om niet alleen zichzelf maar ook mij, tegen hem aangeleund, overeind te houden. Ja, zo was het, denk ik als ik die foto zie. Zo was het. Ik leunde op hem met die vanzelfsprekendheid alsof het nooit anders zou worden. Toen al. Piepjong zijn we daar. Dat zie ik nu, maar ik weet nog hoe volwassen we ons voelden.
Ze kijkt opzij, niet helemaal zeker hoe ze op mijn tranen moet reageren.
‘Waar hebben jullie het over?’ Grote Mien springt op het bed op een manier die om een blessure vraagt. Het zou niet de eerste zijn door een rare actie, en waarschijnlijk ook niet de laatste.
‘Over papa. Weet je nog…’
Hoe ze het voor elkaar krijgen weet ik niet, maar het gesprek komt vrijwel meteen op onderbroeken. Hoe hij in zijn onderbroek de krant zat te lezen, of in zijn onderbroek het GFT afval naar de biobak buiten bracht.
Er zit een afkeurende bijklank in, en ze weten het woord onderbroek uit te spreken alsof het een groezelig en walgelijk voorwerp is dat niemand zou horen te bezitten.
‘Hij droeg altijd boxershorts!’ voer ik ter verdediging aan, omdat het bepaald niet zo was dat hij in een tangaslip met tijgermotief rondparadeerde, maar het maakt voor hen geen enkel verschil.
‘En dat ie dan ook gewoon de deur opendeed! Kwamen de buren langs, liep hij al naar de voordeur..’
Voor mijn geestesoog zie ik drommen buren voor de deur staan die opgedirkt en al voor een feestje langskomen, maar het blijkt te gaan om een keer dat de buurjongen op zaterdagochtend langskwam. Op zo’n lome luie zaterdag met niets anders aan je hoofd dan de dikke zaterdagkrant en wie welk katern het eerst mocht. Zo’n zaterdag in pyjama of joggingbroek. Of onderbroek dus.
‘En ik nog: gast, je bent in je ónderbroek! Maar nee hoor…’ Ze rolt met haar ogen op een manier die ik nog niet eerder heb gezien en die haar definitief tot puber maakt.
‘Eén keer lag zijn onderbroek op de grond en toen ben ik er met mijn voet in gaan staan!’
‘Ieuw!!!’
Ze rillen er allebei van. Ik moet lachen en zij ook. Daarna volgt een stoeipartij die me ook aan hun vader doet denken en die me mijn hart laat vasthouden opdat het niet op huilen uitdraait.
Ineens daagt het me: ik was niet de enige die leunde. Dat hij de leuke, grappige, vreemde, wilde, onbesuisde papa kon zijn kwam ook doordat ik hem daartoe in staat stelde. We leunden op elkaar en hielden elkaar in evenwicht.
Die gedachte is verontrustend, omdat het evenwicht nu immers zo ruw is verstoord, maar voelt tegelijkertijd bevrijdend. Ook op mij kon* geleund worden.
Misschien moet ik de foto van ons trouwen waarbij ik hem optil een meer prominente plek in de kamer geven. Hij droeg niet alleen mij, ik hem net zo goed.
De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat hij speciaal voor die foto een eindje omhoog sprong. Dat dan weer wel.
—–
*kon… het voelt (nog?) niet alsof dat ook in het nu geldt.
Mooi Ingrid. Onvoorstelbaar waar jullie doorheen gaan…
❤❤
Tot tranen toe geraakt. En ook een grote grijns. Ik zie het helemaal voor me. Ook de boxershort. Mooi verwoord. jullie zijn bikkels met een hele mooie sterke Jeroen aan jullie basis.