Was ik het vergeten? Had ik het verdrongen?
Ergens in mijn achterhoofd wist ik best dat het opruimen van het zwembad nog een heel gedoe zou opleveren. En ook dat het niet de meest gelukkige timing was om er pas de dag voordat ik een barbecue zou geven aan te beginnen. En toch bevond ik me juist op die avond in de positie dat ik met een tamelijk radeloze blik naar het vies geworden water in het zwembad keek en me afvroeg hoe we dat in vredesnaam uit het ding zouden krijgen. De slangen van de pomp vielen niet aan te sluiten op de tuinslang. Het putje dat in de tuin zit kon de hoeveelheid water niet aan en het water moest een te lange afstand afleggen om het naar de gootsteen in de keuken te krijgen. Ik rekende in gedachten uit om hoeveel liter en dus hoe vaak heen en weer lopen met emmers het ging. En kreeg het spaans benauwd.
En dat in deze week, waarin toch al niets liep, niets ging zoals het moest. Het liefst kroop ik in bed met de dekens ver over mijn hoofd getrokken om de boze wereld buiten te sluiten. Maar ja, die barbecue.
Vorig jaar had ik de lieve mensen die na het overlijden van mijn lief hielpen klussen, behangen, verven, puin ruimen, schuren, graven en spitten al beloofd dat ik ze zou trakteren op een barbecue. We hadden zelfs een heuse appgroep. Alleen kon het toen niet doorgaan door de Rona.
Nu was het wel zo ver. Er hadden mensen voor vrij genomen, er was vlees en vega besteld en er was geen sprake van dat ik het nog kon afzeggen. Dus moest het zwembad weg. Een zoveelste rotklus in die ellendige week.
We bedachten constructies met slangen en veel duct tape, we leenden een pomp die zoveel water kon verplaatsen dat zelfs de duct tape het niet hield en de halve woonkamer blank kwam te staan. We sjouwden met emmers, werden nat, zagen het niet meer zitten.
En dan moest het huis nog gedweild (want kletsnat), de tafel nog naar achter worden gesjouwd, de tuin nog enigszins toonbaar worden gemaakt, de laatste boodschappen nog gedaan.
Je zou echt voor minder onder de dekens wegkruipen.
Maar toen was er de buurvrouw die hielp met emmers water dragen, ook al moest ze zelf bijna weg. Er was de vriendin die zonder dat ik het vroeg aangaf dat zij een heerlijk toetje meenam. De vriendin die aanbood een grote salade mee te brengen. De vriend die kwam opdagen met een kofferbak vol gereedschap en niet wilde eten voor hij de regenpijpen had gefikst. De buurjongens die het zwaardere sjouwwerk voor hun rekening namen. De vrienden die prachtige bloemen en ander leuks meenamen ook al was de barbecue juist een kadootje voor hen. De pubers die zonder te klagen zo ontzettend goed meehielpen. De grote puber die zijn taak als “hoofd barbecue” heel serieus nam en in het schort met de naam van mijn lief erop burgers flipte als een professional, zodat ik, als ik door mijn wimpers gluurde bijna kon denken dat hij er zelf stond, mijn lief, de grote ontbrekende. De vrienden die ondanks volle buiken en verschillende limoncello shots de vieze vaat naar de keuken brachten en die zo netjes opstapelden dat het de volgende ochtend een eitje was om alles weg te werken.
De barbecue die ik het liefst had afgezegd werd leuk en gezellig en de beste afsluiting die deze stomme kloterige week kon hebben. En ik zag ze, dat was nog het mooiste cadeau, ik zag de lichtpuntjes weer. Zelfs in het donkerste zwart zag ik de rijkdom om me heen, de mensen die me dragen. Lichtpuntjes, en ook al ben ik de tunnel nog niet uit, ik weet dat er ergens licht gloort. Ergens in de afgelopen weken was ik dat ook een beetje vergeten.