Zoals je zou verwachten rijden hier nogal wat Volvo’s rond. Hoe kan het ook anders, in de stad waar een grote Volvo-fabriek staat en waar je langs de weg zelfs het bordje kunt zien dat de weg wijst naar de Volvo gods. Nu weet ik best dat dat iets anders betekent maar in gedachten zie ik steeds een spierwit exemplaar staan, met gouden vleugels aan de zijkant en sterren op de wieldoppen.
Opvallender is de grote hoeveelheid oldtimers. Niet de hele oudjes met treeplanken aan de zijkant waarop je gangsters voor je ziet staan met grote ouderwetse wapens, maar de jaren vijftig auto’s. Amerikaans, breed en laag bij de grond. Ze cruisen door de stad, zwevend boven de wegen als luchtschepen, met keiharde muziek uit de speakers.
‘O ja,’ zei mijn schoonzus, ‘dat is een plaag hier. Jongeren rijden de hele tijd rondjes door het centrum en veroorzaken veel overlast met hun lawaai.’
Aan de gemiddelde leeftijd van de classic car-rijders te zien bedoelt ze waarschijnlijk eerder de geprepareerde auto’s, ook een typisch Zweeds fenomeen. Jongeren van vijftien mogen in een auto rijden mits die zo is aangepast dat hij alleen in de eerste en tweede versnelling kan rijden. Zelfs zonder geluidsoverlast kunnen die soms behoorlijk irritant zijn, als ze zich op wegen begeven waar ze niet genoeg opzij kunnen gaan om er voorbij te kunnen. Zo bevind je je ineens in een stoet van langzaam rijdend verkeer zonder dat er sprake is van een spitsuur.
De classics zijn prachtig. Veel ervan tenminste. Onze favoriet is een turquoise witte Buick met grote vleugels aan de zijkant, die glimt van het vele poetsen. Een ander doet denken aan Hudson Hawk uit Cars en kan alleen al daarom op sympathie rekenen.
De minder goed onderhouden exemplaren lijken vooral op wrakken op de weg, met krassen en butsen in de matzwarte verf die een of andere gek er ooit op heeft aangebracht. Uit de ramen hangt de confederate flag te wapperen. Ze zijn zo verlaagd dat het een wonder is dat er geen spoor van vonken verschijnt als ze over de weg rijden. De verkeershobbels in het centrum mijden ze als de pest.
We staan op een parkeerplaats te wachten op mijn broer als één van de oldtimers het terrein op rijdt. We horen hem eerder dan we hem zien en fronsen onze wenkbrauwen bij het geluid dat ons vaag bekend voorkomt.
‘Hee,’ zegt de puber, ‘is dat niet Pippi Langkous?’ En inderdaad, uit de boxen knalt een metal-versie van het bekende liedje, in het Zweeds en agressiever gezongen dan we ooit eerder hebben gehoord.
De auto parkeert naast ons en twee grote mannen met woeste haren en vikingbaarden haasten zich naar buiten om bij het hek rond het terrein te gaan plassen. Ondertussen komen er meer mensen uit de wagen, meer dan je zou verwachten. Het heeft iets van een clownsauto waaruit ineens een bataljon clowns tevoorschijn komt. Een vrouw met een spierwitte huid tussen de tatoo’s gaat staan dansen en zwaait met haar armen alsof ze een denkbeeldig publiek opzweept om mee te doen.
Een eindje verderop zie ik een ouder echtpaar een paar voorzichtige heupbewegingen maken.
Zodra de plas is gedaan vertrekken ze weer, iedereen die is uitgestapt past in het slagschip dat deze auto is en met het wegzoeven van de auto vervaagt ook het Pippi Langkous lied.
Op de parkeerplaats dan. In mijn hoofd blijft het nummer hangen. Ik weet nu al dat het onze zomerhit van dit jaar wordt, nog voor we het op Spotify opzoeken en zien dat het de meest gestreamde track is van de Zweedse heavy metal band die het lied heeft gemaakt.
Als we het Volvo bordje passeren denk ik stiekem dat het nummer in de volvo gods ook op de afspeellijst staat. Op repeat.
Ha ha, heerlijke gedachten’kronkels’.