“A partner on the way” staat op de achterkant van de vrachtwagen die we passeren op onze eindeloze weg naar het Zuiden. Ik vind het een rare slogan, een beetje als een baby-on-the-way, alsof er een vrachtwagen vol knappe mannen onderweg is naar vrouwen die er al verlangend naar uitkijken. Of misschien niet eens alleen knappe mannen, maar mannen in het algemeen; betrouwbare en minder betrouwbare, handige Harry’s en klunzen. En vrouwen ook, trouwens. Partners. Op weg naar wie ze maar heeft besteld.
Ik moet erom grinniken en dat kan ik blijven doen want het is niet de enige vrachtwagen met deze slogan die we voorbij gaan.
We zijn in Frankrijk, al een paar uur. Even uit de sleur. Op weg naar prachtige vergezichten, velden vol lavendel of zonnebloemen, pittoreske dorpjes en glooiingen zover het oog reikt. Maar vooralsnog is het asfalt wat ik zie, een lange, ononderbroken snelweg, een routeplanner die langzaam de kilometers aftelt.
Op een brug boven de weg zien we het ware Frankrijk: een stuk of wat mensen in gele hesjes met een spandoek dat ik in de gauwigheid niet kan lezen (althans niet weet te vertalen). Een aantal gele hesjes zijn op stokken gehangen die omhoog steken boven het viaduct. Van sympathisanten misschien, die even tussendoor naar huis zijn gegaan om wat te eten. Zelf heb ik ook trek. Ik denk aan het kippetje dat we kilometers terug op de vluchtstrook zagen scharrelen.
Nog vierhonderd kilometer te gaan.