‘Gek,’ zegt mijn broer, ‘Als je straks thuis bent is er niemand aan wie je kunt vertellen hoe het hier was, hoe wij leven.’
Dat is niet waar, natuurlijk, er zijn zat mensen aan wie ik kan vertellen over mijn vakantie slash familiebezoek aan het verre Z. Er zijn zelfs mensen die bereid zijn om naar de foto’s te kijken, ook al staan er dan mensen op die ze niet persoonlijk kennen.Niemand die echt geïnteresseerd is, bedoelt hij, niemand die hem kent van toen hij nog gewoon in Nederland woonde, van voor hij ging trouwen of kinderen kreeg.
We zijn ontheemd, wij twee, ontworteld. Ik in Nederland net zozeer als hij hier.
Het is een gevoel dat ik vaker heb. Er is niemand meer boven mij. Geen tak die me stevig vasthoudt aan de boom.
Dan kijk ik naar hem, en naar mij. Hoe we met elkaar omgaan. Hoe het weer is zoals het was en zoals het jaren niet is geweest. Hoe gemakkelijk het was om elkaar terug te vinden ondanks de jaren en de afstand. De verbinding met de boom mag dan wankel zijn, de zijtakken zijn stevig met elkaar verstrengeld en vormen een sterk geheel.
Ineens weet ik wat ik zal doen als ik terug ben. Ik zal een paar foto’s uitprinten en naar mijn tante sturen. Of naar een meelevende nicht. Ook zijtakken die steun geven waar de wortels ontbreken.