We zijn het erover eens: zodra we de brug oprijden die Zweden met Denemarken verbindt is de vakantie voorbij. We zijn al meer dan een dag onderweg, het afscheid van de familie heeft al plaatsgevonden. En toch is het pas daar, op die kilometerslange brug, die de inspiratie was voor een fantastische tv-serie, écht echt.
Tot nu toe konden we doen alsof het alleen maar tijdelijk was dat we weggingen. We bezochten een toeristenstadje, beklommen een klif en overnachtten in een grote stad in een sjiek hotel met een zwembad dat over de rand van het gebouw hing. We probeerden ons te redden met ons Duolingo-Zweeds en maakten ons vrolijk om onze eigen stomme vertalingen. Als we ergens andere Nederlanders tegenkwamen voelden we een lichte ergernis, alsof zij minder recht hadden om hier te zijn.
Maar eenmaal in Denemarken zijn we niet meer op reis, alleen nog maar op de terugweg. We willen niet meer ergens overnachten, we willen alleen nog maar naar huis.
Ik heb de trip in hapklare brokken opgesplitst, om de rij-uren zo evenredig mogelijk te verdelen. Als ik moe- en warmgereden de parkeerplaats bij het hotel oprij bekruipt me toch het gevoel dat ik nog wat verder had kunnen gaan. Hadden we niet vanavond al de boot moeten pakken? Alvast een eindje Duitsland in kunnen rijden?
Het is goed zo, ik weet het. Mijn nek is stijf, mijn ogen zijn vermoeid. Ik wil niets liever dan de auto uit. Of nee, toch wel. Liever nog wil ik naar huis.
Het hotel dat ik (zonder te hebben geleerd van eerdere ervaringen) heb geboekt voordat ik de reviews heb gelezen blijkt een voormalig bejaardentehuis te zijn, hetgeen aan de inrichting en het comfort is te merken. De eigenaar is allerhartelijkst, zo hartelijk zelfs dat hij veel te dicht in mijn persoonlijke ruimte komt staan en me bij mijn schouder pakt terwijl hij een opmerking maakt over het schermgebruik van jongeren, als de twintiger de boeking op zijn telefoon opzoekt.
Natuurlijk moeten we erom lachen, net als om alle verzamelingen (theepotten, beeldjes van katten, aan zeevaart geliëerde items) die de inrichting kennelijk wat leuker moeten maken, en het feit dat de man een levensgrote poster van zichzelf voor een van de ramen op de bovenverdieping heeft geplakt, zodat we bij aankomst eerst dachten dat iemand naar ons stond te kijken.
Op de boot, de volgende dag, hebben we lol om wat de twintiger een mislukte airport-dad noemt. We dopen hem Lodewijk, omdat het bijna niet anders kan dan dat hij zo heet. Hij is de persoon whom you love to hate.
Eerst heeft hij de ramen van zijn auto, die door deuken en butsen bij elkaar wordt gehouden, omzichtig gepoetst met billendoekjes. Daarna gaat hij rondlopen met een air alsof hij, en hij alleen ervoor zorgt dat alles hier op rolletjes loopt. Overal duikt hij op, eerst op het terrein waar we wachten voor we kunnen boarden, daarna op de boot; op het dek waar we uitwaaien, in het winkeltje en bij de toiletten. Hij loopt op veel te dure slippers met zijn airpods overdreven uit zijn oren hangend.
We geinen en we hebben het gezellig maar als het op de heenweg was geweest, dan was het een running gag geworden en hadden we er de hele vakantie nog lol van gehad. Nu is het toch alleen maar een grappig detail op die ellendige terugweg. Het noodzakelijk kwaad om te komen waar we willen zijn. Thuis.
Bijzonder is dat toch, hè, de afstand van heen- en terugreis is hetzelfde, maar de beleving totaal verschillend. En die gekke drang naar huis, terwijl je nog op vakantie bent, elke keer weer…. Betekent waarschijnlijk ook dat je een fijn thuis hebt ♡
Grappig hoe dat werkt. En toch een heerlijke herinnering die vreemde snuiters op jullie pad.