Bijna twaalf jaar geleden is het, dat kleine Mien is geboren. Een stralende dag was het. Grote Mien mocht bij de buren barbecueën. Willekeurige details van die dag staan me nog helder voor de geest. Hoe we Mien belden die vanaf toen Grote Mien werd, en haar vertelden over haar zusje. Hoe ze enthousiast tegen de buren riep dat ze een broertje had. Hoe ik de naam die wij hadden verzonnen wel drie keer moest herhalen tegen vriendin A en hem tenslotte maar spelde, omdat die wel goed moest zijn geschreven op de zelfgeborduurde slab die ze ons wilde geven.
Zou ik toen al beseft hebben dat dit mientje niet veel van haar grootvader zou zien?
Drie weken later ondernamen we de reis naar mijn ouders. Ik herinner me de twijfel. Natuurlijk wilde ik mijn vader graag zien, zeker nu mijn broer bezorgd had gebeld over hoe slecht hij eruit zag. Maar konden we een zo kleine baby het aandoen om zolang in de maxicosi te zitten? Twee uur heen en twee uur terug?
Mijn vader had teveel pijn om te kunnen lachen naar zijn kleindochter die hij zo graag in zijn armen wilde houden. Ik kreeg het niet voor elkaar om foto’s te maken van deze hologige, zieke man, met het gezicht waarvan ik geschrokken was omdat het de dood al in de ogen keek. Al verspeelde ik daarmee de enige kans op een foto van Kleine mien met haar opa.
Nog geen week later was ik er weer, bijna twaalf jaar geleden nu. In het ziekenhuis, met het hele gezin. Waar de arts vertelde over nog een chemokuur die nog veel belastender zou zijn voor dat arme, zieke lijf dat op was. Waar ik bleef aandringen op reële informatie, ook als die afschuwelijk zou zijn. Waar ik toch nog enige hoop voelde omdat mijn vader er zoveel beter uitzag dan die paar dagen daarvoor.
Naar datzelfde ziekenhuis reden we drie dagen later nog een keer, te laat om hem nog levend mee te maken. Bijna twaalf jaar geleden is dat nu.
Twaalf jaar is een lange tijd om dingen ongezegd te laten. Dingen die ik nog zou willen zeggen, die ik hem wil laten weten. Dat zijn kleindochters zulke leuke, soms onhandelbare pubers zijn geworden. Dat ik een andere baan heb dan toen en me nog meer inzet voor de zwaksten in de samenleving. Dat ik schrijfster ben geworden, een echte schrijfster papa, net zoals ik altijd al wilde. Dat ik hem zo mis.
Dus soms komt het er ineens toch uit, in een huilbui uit het niets. Zelfs na twaalf jaar nog.