Toen ik studeerde ging ik een keer eten bij de ouders van mijn lief. Mijn lief was er zelf niet bij, die pikten we later op om naar een trouwerij te gaan. Ik weet nog goed hoe verbaasd zijn moeder was, toen ik uitgebreid vertelde over mijn busreis naar hen toe. ‘Jij hebt altijd een verhaal’. En dat was ook zo. Verhalen liggen op straat. Als je maar goed genoeg kijkt en luistert zie je de wereld in de kleinste zaken.
In de jaren dat ik heen en weer reisde tussen mijn ouderlijk huis en de studentenstad waar ik pas later een kamer zou krijgen beleefde ik iedere dag wel iets dat het navertellen waard was. In de bus had ik de bijzonderste ontmoetingen. Eén keer sprak ik met een jongen die op precies dezelfde dag als ik was geboren. Een andere keer vertelde een pianostemmer bevlogen over zijn baan en hoorde ik grappige feitjes die ik nooit eerder had geweten. Soms was het minder leuk, zoals die keer dat ik naast een kruimeldief zat die net op vrije voeten was en nogal tekeer ging tegen het justitiële systeem en een ieder die daarin werkte. Speciaal voor hem verzon ik een studie economie toen hij vroeg wat ik deed. Later bedacht ik dat ik me als pianostemmer had kunnen voordoen.
Nu er beetje bij beetje wat meer ruimte in mijn hoofd komt om oog te hebben voor andermans verhalen, komt wat ik van huis uit heb meegekregen weer naar boven.
Bij ons thuis werd altijd gepraat, en had iedereen wel iets te melden over wat ze die dag hadden meegemaakt. Kleine anekdotes, gebeurtenissen die alleen hilarisch waren in de context van die dag, dat gezin en die tijd.
Het maakte ons tot wie we waren. Verhalenvertellers, en mensen die in staat waren de verhalen te zien die overal om ons heen plaatsvonden, of domweg wachtten om ontdekt te worden.
Als ik terugkom van de supermarkt heb ik er zo al een paar die ik de pubers kan vertellen. Over de mevrouw die voor me in de rij stond bijvoorbeeld en die mij ongevraagd meedeelde waarom haar kar zo vol was. Ze ging het weekend naar de camping en daarom kocht ze alles dubbel. Ik durfde niet naar de logica hierachter te vragen en probeerde de hele terugweg uit te puzzelen wanneer er dan precies twee keer zoveel zou worden gegeten. Of de dame wier parkeerkaart niet werkte en die een discussie kreeg met een stem uit de automaat over wat ze nu moest doen.
Maar voor ik iets kan vertellen hebben de pubers een verhaal voor mij.
‘Weet je nog, die band die in het water lag?
Ik weet het nog. Het was een zwemband die ik een paar dagen geleden aan de overkant van het water had zien liggen. Vanochtend zag ik dat ie inmiddels was teruggedreven en ik had de pubers de opdracht gegeven hem uit het water te halen.
‘Ja….?’ zeg ik voorzichtig. Ik vrees dat er een of andere flauwekulsmoes komt over waarom ze het huis nog niet hebben verlaten en dus de band nog niet hebben opgehaald zoals ik ze had gevraagd.
In plaats daarvan volgt een fantastisch verhaal waarin de pubers, een onverwachte windvlaag en een lamp die in de tuin staat en die onlangs het schaatsbaantje achter verlichtte een rol spelen.
‘En toen vloog ie dus zo, hup, om die lamp heen.’
Het is niet waar natuurlijk, maar de manier van vertellen verraadt hoeveel lol ze hebben gehad toen ze het verzonnen en hoe ze zich bij voorbaat verkneukelden over mijn reactie. Dat alleen al is goud waard, juist in deze tijden.
Verhalen vertellen, het is doorgegeven aan de volgende generatie.
Ik weet nog hoe jij het verslag van de excursie naar Berlijn schreef. Jij had veel meer verhalen beleefd dan ik. Wat was het leuk dat ik ze mocht meeschrijven.
Heerlijk zulke verhalen. Geweldig van de pubers