‘Dit is hoe je Zweden droomt,’ zegt de twintiger als we ’s avonds een rondje lopen. Het appartement dat ik via Airbnb heb geboekt blijkt de helft van een langgerekt rood houten huis dat samen met twee andere identieke gebouwen een hoefijzer vormt rond een goed onderhouden grasveld. Achter ons huis is een bos. Aan de overkant van de weg trouwens ook, overal hier zijn bossen. De weg naar het complex toe was voor een verdwaler als ik bepaald een crime, omdat het er meer en meer op begon te lijken dat we helemaal verkeerd zaten en bang en verloren zouden eindigen in een donker woud, zonder bereik en voor altijd ronddolend.
En we hebben paarden, die zoveel ruimte hebben dat ze dan weer eens bij ons naar binnen gluren, dan weer hun geluk elders beproeven.
Het huis zelf lijkt het toonbeeld van de Zweedse manier van leven. Alles ademt Ikea. Zelfs het lampenkapje herkennen we als een bloempotje dat een handige doe-het-zelver heeft omgebouwd.
We rijden naar het stadje in de buurt en zijn onder de indruk van de grote hoeveelheid Amerikaanse klassiekers die er rondrijden. Het kwartje valt pas als een andere huurder van ons complex vertelt dat er een autoshow is. O ja, dat wisten we eigenlijk ook wel. De woning die ik in eerste instantie op het oog had voor onze tussenstop was immers al vergeven in verband met de drukte rond de autoshow. Alleen het woord al werkt op onze lachspieren omdat de twintiger een filmpje heeft gezien waarin een op-en-top Zweedse man (genaamd Lars, hoe kan het ook anders) hele verhalen in het Zweeds houdt en er dan ineens het Engelse woord “autoshow” tussendoor gooit. Met een vet Zweeds accent uiteraard.
Op de parkeerplaats bij ons huis staan ook twee oldtimers. De Ford hadden we bij aankomst al gezien, maar nu is er een prachtige zwarte Buick bij gekomen. De wagen zit strak in de lak en straalt naast luxe ook iets sinisters uit. Maar misschien komt dat alleen omdat ik teveel van Stephen King heb gelezen.
De mevrouw die we vragen of het haar auto is schudt spijtig haar hoofd. Er zaten twee mannen in, vertelt ze, die op zoek waren naar een andere man om hem te komen halen. Misschien de eigenaar van de oude grijze Ford met de mooie roodleren bekleding.
De twintiger en ik wisselen een blik en ik zie dat de Stephen King-vibes die ik voelde ook bij hem leven.
‘Ik dacht echt dat we straks nog een paardenhoofd in ons bed zouden vinden,’ zeg ik als we verder lopen.
We kijken naar de paardjes in de wei naast het bos. Ik geloof beslist dat er één minder is dan daarnet.
Wat een fantastisch plekje.