Daar gingen we, de puber en ik, naar de gemeente. De puber gewapend met een setje nagelnieuwe pasfoto’s en een grote envelop met daarin de felbegeerde verklaring van de deskundige. Dat het voor het echie was. Dat het niet zomaar een puberding was. Dat hij zich echt hij voelt.
En nu gingen we het officieel maken.
Er zit een examen aan te komen en bij een examen hoort een diploma. En dan kan iedereen hem wel de puber noemen, en kan hij bij de dokter, de tandarts en magister onder zijn juiste naam bekend zijn, maar op dat diploma zal toch echt Grote Mien komen te staan. Dat dat niet passend is snapt iedereen. Mijn hoofd begrijpt dat heel goed, al hobbelt mijn hart er nog een beetje achteraan. Zo’n grote, belangrijke stap. Het voelt vrolijk en droef tegelijk. Een nieuw begin, maar ook een afscheid. En ik ben niet zo goed in afscheid, de laatste tijd. De ambtenaar van de burgerlijke stand zou vandaag een brede grijns zien en een bibberig glimlachje ernaast.
Ik dacht terug aan dat kleine frummeltje in het ziekenhuisbed naast me. Aan de mooie naam die we voor dit nieuwe prachtige wezen hadden verzonnen en hoeveel lol we hadden met het bedenken van vreselijke tweede namen die totaal niet bij de eerste pasten. Een naam voor een jongen hadden we niet eens, ook al wisten we niet wat het geslacht van ons kind zou zijn. Het geboortekaartje had zo’n groot roze hart voorop dat we sommige familieleden vast in de war hadden gebracht als het toch een jongen was geworden.
Daar dacht ik aan, en aan al die keren dat ik stereotypen de kop in probeerde te drukken. De buurmeisjes die vonden dat Mien niet de dokter kon zijn in het spel, maar een zuster moest spelen. Wat was ik blij dat wij een vrouw als huisarts en als tandarts hadden.
Je kunt alles worden wat je wil, zei ik dan, ook als meisje, ook als meisje dat niet van jurkjes houdt of van lange vlechten in het haar. Ook als je aan het eind van de dag er niet nog net zo onberispelijk uitziet als in de ochtend. Ook als je rustig met twee verschillende rubberlaarzen aan naar school gaat of midden in de zomer per se een muts op wilt.
Alles kun je worden. En dus ook een jongen.
Het bleek een klusje van niks, routine bijna. De ambtenaar probeerde er met haar vriendelijke glimlach en haar vrolijke gestuntel met de printer nog wel wat van te maken, maar het leek veel te weinig voor zo’n grote levensverandering. Het deed me denken aan die keer met mijn lief, toen we in ondertrouw gingen. Een groot ding, vonden wij. We hadden ons er nog net niet voor opgedoft maar het scheelde niet veel. Binnen een paar minuten stonden we weer buiten. We hadden een enorme stap gezet, die buiten onze harten nauwelijks beroering had veroorzaakt.
Ook deze vrolijke, droeve gebeurtenis was all in a days work. Business as usual.
Na afloop gingen we taart halen omdat ik het vrolijke wilde vieren. De puber had een voorkeur voor red velvet. Maar ik wilde chocola. Chocola past bij vrolijk en bij droef.
Mooi om bij stil te staan. En wat fijn dat het kan!! Chocoladetaart lijkt me helemaal gepast.